Gaat Asscher de leider worden die links weer groot maakt? Dat zou kunnen en de sleutel daartoe lees je ook in dit boek maar de schrijver lijkt zich daar niet van bewust
Het was een uitgekiende lancering. De titel van het boek sloot naadloos aan bij de tijd van het jaar. Opstaan in het Lloyd Hotel van Lodewijk Asscher werd aan het begin van de Week van het Lijden gepresenteerd. Met Pasen stond een uitgebreid interview met hem in de grootste krant van het land. Het feest van de wederopstanding na de lijdensweg. Ook voor wie het prettig geschreven boek niet las, was de boodschap duidelijk.
Het boek begint ook met persoonlijk lijden. Asscher leed niet alleen de grootste stembusnederlaag uit de naoorlogse geschiedenis, hij verloor ook zijn vader en politieke vaders als Eberhard van der Laan en Wim Kok. Die laatste bleek zichzelf nog steeds de schuld te geven van de jongste verwoesting van de PvdA, al trad hij 15 jaar eerder terug. Asscher tekent het op, onder de indruk van het verantwoordelijkheidsbesef. Dat is natuurlijk mooi maar toch kan je bij die ontboezeming een ander gevoel bekruipen. De huidige partijleider heeft inmiddels door zijn politieke gezwalk zoveel achterdocht gewekt dat het uiten van lof voor het zelfverwijt van Kok ook gelezen kan worden als spreiding van de schuldvraag over wie er eigenlijk verantwoordelijk is voor de ineenstorting van de partij. Al voelt het als lezer ongemakkelijk om zo slecht te denken over de auteur.
Dat achterdochtige gevoel verdwijnt niettemin nooit tijdens het lezen. Dat ligt zeker niet alleen aan Asscher of de lezer maar ook aan de partij die hij leidt. Die heeft de kiezers na de monsterzege van Samsom immers zo van zich vervreemd door kirrend met de VVD in bed te duiken dat wantrouwen altijd op de loer ligt. Je gaat na de kater van het zogeheten ‘eerlijke verhaal’ van Samsom toch tussen de regels door proberen te lezen. Je ziet een paar aanwijzingen. De Telegraaf wordt door Asscher opvallend vaak genoemd en ineens duiken in een zinnetje de gele hesjes op als anti-globaliseringsbeweging. Het zegt natuurlijk niet veel maar toch knaagt de vraag: welke kant gaat Asscher straks op als hij weer overeind staat?
Daar staat tegenover dat uit het hele boek blijkt dat Asscher, die vaak tot de rechtervleugel van de partij werd gerekend, kennelijk een ruk naar links heeft gemaakt. Hij haalt met instemming George Monbiot aan, de Britse linkse denker die in ‘Uit de puinhopen’ zo feilloos analyseert hoe we in deze ellende, die net zo goed in andere landen speelt, terecht zijn gekomen. Overigens wil de PvdA-leider weinig weten van de oplossing die Monbiot aandraagt, de commons , een soort publiek collectivisme. “Als ik heel eerlijk ben bekruipt me al snel een gevoel van twijfel. (…) Er zit iets benauwends in een te grote nadruk op de gemeenschap.” Dat is een standpunt waar wat voor te zeggen is. Collectivisme kan duivels zijn. Maar aan de andere kant: dat geldt ook voor alle alternatieven.
Asscher stelt er iets anders tegenover. Hij beschrijft dat mensen die gelukkig willen leven drie pijlers nodig hebben die kort gezegd neerkomen op: persoonlijke, echte vrijheid; het belang van collectieve inspanning, want samenleven doe je niet alleen; menselijke waardigheid, in arbeid en daarbuiten. Ze komen, zoals zo vaak bij het denken over de ideale samenleving, in de basis neer op de drie befaamde uitgangspunten van de moeder aller revoluties: vrijheid, gelijkheid, broederschap. Dat zijn Franse ideeën maar helaas zijn vrijwel alle bronnen en inspiratoren en daarmee ideeën die Asscher aanhaalt afkomstig uit de Engelstalige wereld. Dat is natuurlijk een beetje de ziekte van deze tijd, met dank aan internet, maar ook beperkend. De Angelsaksische wereld en cultuur, bakermat van het neoliberalisme, wijkt in elementaire opzichten af van de onze. Opvattingen over vrijheid gaan in dat deel van de wereld meer over economie dan over seksualiteit, om maar wat te noemen. In Portugal en Spanje doen de socialisten het goed constateert ook Asscher maar wat ze daar dan – anders – doen, wordt de lezer niet verteld.
Thomas Piketty, de Franse wetenschapper die het neoliberale verhaal aan flarden schoot in zijn boek ‘Kapitaal in de 21e eeuw’ en daarmee de noodzaak van de sociaal-democratie aantoonde, wordt in het hele boek niet eens genoemd. Ook Denemarken, voor Asscher vorig jaar nog een voorbeeldland vanwege de nationalistische koers van de sociaal-democraten daar, blijft onvermeld. Misschien kwam de kritiek daarop, uit eigen gelederen, hard aan maar het was dan aardig geweest als hij daar op in was gegaan. Inmiddels is namelijk wel duidelijk dat linkse partijen die als reactie op rechts-populisme een nationalistische koers inslaan hun eigen ondergang tegemoet gaan. En terecht.
Het is wel duidelijk wat de kiezer wil. Samsom haalde met een voor de PvdA zeer links verhaal een grote zege. Die volgens Asscher in de top trouwens met teleurstelling werd begroet omdat de partij niet de grootste was geworden. Het klinkt een beetje als rupsje nooit genoeg. Het werkelijke probleem van de PvdA is ook niet de PvdA-kiezer maar het kader van de bestuurderspartij dat het linkse verhaal vaak niet wil, kan of durft te vertalen in daden. Wie met vertrouwen het boek leest, wordt gewaar dat Asscher daar een einde aan wil maken. Er moeten nu echt dingen gaan gebeuren. Maar dat klonk al vaker, laatst nog bij… Samsom.
In het boek doet Asscher een hele reeks voorstellen om het land en het leven van de burgers te verbeteren. Alleen daarom al is het boek de moeite waard. Maar luidt het ook echt de wederopstanding in? Daarvoor ontbreekt het in het boek vermoedelijk toch te veel aan leiderschap. Weliswaar krijg je als lezer meer sympathie voor de persoon Asscher – die als tiener het standaardwerk van dr Lou de Jong over de Tweede Wereldoorlog deel voor deel verslond om te begrijpen hoe het had kunnen gebeuren – en kan er soms hardop gelachen worden – over ambtenaren die een Sinterklaasfeest organiseren – maar de leider Asscher toont zich (nog) te weinig. Er klinkt geen ‘ik val aan, wie volgt mij’ noch een ‘ik heb een droom’. Dat is misschien een kwestie van een tijd. We geloven graag dat leiders geboren worden maar in de praktijk is het een kwestie van wie het meeste doorzettingsvermogen heeft bij het eindeloos vallen en opstaan.
Gaat Asscher de leider worden die links weer groot maakt? Dat zou kunnen en de sleutel daartoe lees je ook in dit boek maar de schrijver lijkt zich daar niet van bewust. Begin dit jaar schreef de Italiaanse filosoof Alessandro Baricco een vlammend essay over de ondergang en mogelijke wederopstand van de elite. In Nederland werd het gepubliceerd door De Groene. Kort door de bocht komt het er op neer dat de elite weer zegenrijk werk voor de samenleving kan doen als ze ophoudt bang te zijn voor haar eigen wezen. Dankzij de elite hebben we immers de vruchten die ons vooruit helpen: wetenschap en cultuur. Je moet die instrumenten dan wel durven gebruiken in plaats van je over te geven aan de fabel van de wisdom of the crowds.
Uit het boek wordt duidelijk dat Asscher – enigszins tegen wil en dank – een exponent is van de elite. Vader befaamd advocaat, moeder hoogleraar. Zijn voorkomen straalt dat ook uit, al doet hij nog dappere pogingen het te onderdrukken. Niet doen. Asscher zou een perfecte sociaal-democratische leider zijn als hij meer wordt wie hij zou kunnen zijn: een elitaire, wijze en empathische politicus die het beste met de mensen voor heeft en niet zozeer opstaat als wel overeind blijft.