© cc-foto: Willo Eurlings
Vallen er voor Groningen wat de compensatieregeling betreft lessen te trekken uit de compensatieregeling voor Limburg na de mijnsluiting? Zeker, maar het zijn erg pijnlijke lessen en het dus maar de vraag of dat gaat gebeuren....
Vrijdagmiddag 17 december 1965 kondigde Joop Den Uyl in de Stadsschouwburg van Heerlen de sluiting van de mijnen in Limburg aan. Er was geen toekomst meer voor de mijnindustrie. Die had de concurrentieslag met goedkope kolen uit de VS, die via de haven van Rotterdam ons land binnenkwamen, verloren. En vervolgens ook nog eens die met olie en gas.
“Geen mijnsluiting zonder redelijk perspectief op vervangende werkgelegenheid” heette het. Op dat punt is het behoorlijk misgegaan. Wel bracht Den Uyl een compensatiegeldstroom op gang die toentertijd zijn weerga niet kende: 5 miljard gulden (2,26 miljard euro), maar al dat geld heeft niet kunnen voorkomen dat de transitie van een regio, economisch gebaseerd op steenkoolindustrie naar een regio , economisch gebaseerd op andere industrieën, is mislukt.
Want het ging faliekant mis met de besteding van al die miljoenen aan steun. Tussen 1966 en 1972 vestigden zich 92 nieuwe ondernemingen in de Mijnstreek. Het betroffen veelal zwakke bedrijven, die de vestigingspremies opstreken en vervolgens zich doodleuk failliet lieten verklaren...
Daarnaast werd het verdere geld ook nog eens, op zijn zachtst gezegd, wonderlijk verdeeld. Terwijl het eens zo welvarende Heerlen 'de Parel van de Mijnstreek' steeds meer in een vrije val geraakte, bleek de mijnsluiting een zege... voor Maastricht! Het kreeg o.a. een universiteit, een congrescentrum, het prestigieuze museum De Bonnefanten, twee grote bruggen over de Maas, het Theater aan het Vrijthof en een grondige restauratie van de historische binnenstad .
Nederland heeft geen lerend vermogen. Gaat het er straks in Groningen met de compensatiegelden anders aan toe? Ik vrees van niet. Want er zijn helaas in het verleden twee belangrijke lessen niet getrokken uit de situatie in Limburg, een van specifiek belang voor Groningen en een voor heel Nederland. Dus waarom zou dat nu wel zo zijn?
De eerste betreft de bodemverzakking. Toen ik vier was woonde met mijn ouders in een huis vlak bij de Staatsmijn Wilhelmina in het mijndorp Terwinselen. Tussen de keuken en de bijkeuken was een scheur ontstaan, zo groot, dat ik dacht dat ik erdoor kon kruipen, dat was niet het geval. Ik raakte vast en moest bevrijd worden. Daarna werd de scheur dichtgemetseld. Een jaar later was hij alweer terug. Tenslotte is de bijkeuken maar afgebroken.
In de kerk op de Heerlerbaan vielen de stenen uit het plafond door de verzakking. Men bracht een net aan boven de gelovigen, waarin de stenen werden opgevangen... Die situatie was natuurlijk niet houdbaar. Die kerk is tenslotte ook maar afgebroken. Dit alles werd gelaten aanvaard. De mijn was heilig.
Tweedens: inzake de (lucht)vervuiling. Als kind had je voortdurend vuiltjes in je oog. Dan mocht je het mijnterrein op, naar de Verbandmeesters (een paramedische dienst, die de dagelijkse, in de mijn opgelopen verwondingen behandelde). Die maakten dan je oog schoon. Gratis.
In het mijnwerkersmuseum in Heerlen is een röntgenfoto te zien van mijnwerkerslongen. Zwarter kan bijna niet. Stoflongen .D'r sjtub. Het fenomeen werd geweten... aan het teveel roken van de kompels. Inderdaad, zo gauw ze bovengronds waren rolden zij een shag. Maar dat was niet de eerste oorzaak.
Ak ik lees over Tata moet ik aan Terwinselen denken. En aan de Rijnmond ook.
Nederland heeft geen lerend vermogen.
cc-foto: Willo Eurlings