Liberalisering van de post een groot succes
• 23-03-2012
• leestijd 3 minuten
De verontwaardiging van staatssecretaris Bleker over de honoraria van de bestuurders van PostNL is naïef. Deze zijn juist een teken dat de liberalisering geslaagd is
Hoewel het nieuws de afgelopen dagen toch vooral wordt beheerst door het schisma binnen een partij die minder vrijheid heeft voor afwijkende opvattingen dan haar naam doet vermoeden, was het toch een andere kop die mijn aandacht trok. En wel het bericht waarin staatssecretaris Bleker verkondigde dat de liberalisering van de post ‘absoluut geen succes’ was.
Omdat ik vanwege mijn verblijf in het buitenland de afgelopen tijd nauwelijks in aanraking ben geweest met het Nederlandse postbedrijf, verontrustte
deze uitspraak mij enigszins. Werden er inmiddels geen brieven meer bezorgd? Of bleek nu opeens dat PostNL al die jaren heimelijk gewoon het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie was gebleven? In dat geval zou de zo gewenste liberalisering inderdaad jammerlijk gefaald zijn.
Gelukkig werd ik al vrij snel tijdens het lezen van het stuk gerustgesteld. De toestand was lang niet zo rampzalig als de kop deed vermoeden. De steen des aanstoots voor dhr. Bleker was niet zozeer de staat van de Nederlandse posterijen, maar de hoogte van het honorarium dat de bestuurders van PostNL opstrijken. Hetgeen mij tot de conclusie heeft geleid dat het probleem niet zozeer de liberalisering der posterijen zelf is, maar eerder dat Bleker niet lijkt te begrijpen wat dat in zou moeten houden.
Natuurlijk is het standpunt van Bleker zeker begrijpelijk. De staatssecretaris stamt immers uit een rechtgeaard protestants gezin, waarvan de kostwinner nota bene postbode was. En hoewel protestanten rijkdom beschouwen als de verdiende vruchten van een krachtig arbeidsethos, is het natuurlijk wel een doodzonde er vervolgens opzichtig mee te pronken. Om in de
joods-christelijke sfeer van dit kabinet te blijven, kent Bleker zeker de uitspraak uit Mattheüs 19:24 dat het makkelijker is voor een kameel om door het oog van een naald te kruipen, dan voor een rijkaard om het Koninkrijk Gods binnen te treden.
Maar hoewel ik de afkering van Blekers over de exorbitante zelfverrijking van de postbestuurders over de ruggen van de postbodes zeker deel, moet ik wat betreft het al dan niet slagen van de liberalisering tocht tot een diametraal tegengestelde conclusie komen. Dat bestuurders zichzelf als moderne farao’s verrijken, terwijl het personeel als Hebreeërs wordt afgebeuld of zonder enige genade op straat wordt geworpen, lijkt mij bij uitstek bewijs dat de liberalisering van de postmarkt uitstekend geslaagd is. Liberalisering betekent immers dat een sector niet langer is gebonden aan wat op het moment politiek of moreel juist wordt geacht, maar zich enkel nog hoeft te bekommeren om wat de markt dicteert. Een dergelijke sector heeft zodoende hoeft zodoende geen enkele notie te nemen van de, overigens zeer terechte, geluiden van morele verontwaardiging die opklinken uit politiek en maatschappij.
De gunst van de markt kan men niet afsmeken, zij is even wispelturig als Vrouwe Fortuna. Zo bezien lijkt de verontwaardiging van Bleker dus vooral naïef. Alsof de markt haar belofte heeft gebroken door niet twintig prettig concurrerende postbedrijven met allemaal dikbetaalde postbodes te leveren. Dat mag verbazingwekkend heten, van een staatsman die bekend staat om zijn Groningse sluwheid en nuchterheid. Mijn vermoeden is dus ook dat de staatssecretaris hier een politiek uitgekookt spelletje speelt, en poogt de liberalisering te vrijwaren van maatschappelijke woede en verontwaardiging. Ook dat is vanuit politiek oogpunt bezien bijzonder begrijpelijk. Desalniettemin zou het de staatssecretaris sieren als hij zou toegeven dat het juist het grote succes van de liberalisering is dat in deze beschamende situatie heeft uitgemond. Alleen zo kan men immers uit dit geval de nodige consequenties trekken, en het maatschappelijk nut van liberalisering op waarde schatten.