Wellicht kan een dergelijk links populisme ervoor zorgen dat de politieke macht uit handen blijft van het eveneens door Gramsci geïnspireerde nieuwrechts.
Het is hoog tijd dat de filosofie van Antonio Gramsci weer op waarde wordt geschat. Hij wordt tegenwoordig helaas vooral aangehaald door nieuwrechts. Zo spreekt Paul Cliteur namens Forum voor Democratie à la Gramsci over ‘ een mars door de instituties ’ en wordt Gramsci regelmatig door reactionaire denkers, als Thierry Baudet en Sid Lukkassen, aangehaald als de genius achter het zogenaamde cultuurmarxisme.
De centrale gedachte hierbij is dat door Gramsci geïnspireerde marxisten in rap tempo westerlingen zouden hersenspoelen met ideeën die de westerse identiteit vernietigen. Probleem met dit vijandsbeeld is dat zowel de grote invloed van links, zeker marxistisch links, als de teloorgang van het Westen zeer twijfelachtig zijn.
Dergelijke rechtse waanbeelden leiden af van de belangrijke ideeën van Gramsci. Zo benadrukt hij hoe belangrijk het is om niet alleen gelijk te hebben, maar ook brede steun te krijgen voor je politieke ideeën. Daarnaast biedt zijn filosofie ook praktische aanknopingspunten om die steun te verkrijgen. Links kan dus wijze lessen trekken uit Gramsci’s filosofie over hoe juist deze reactionaire denkers en hun politieke partijen afgetroefd kunnen worden.
Van de relevantie van Gramsci’s filosofie werd ik mij de afgelopen maanden meer bewust doordat ik met veel genoegen Alle Mensen zijn Intellectuelen las. Deze recente vertaling van Arthur Weststeijn bevat een selectie van Gramsci’s Gevangenisgeschriften. Dit werk geldt al jaren als een essentiële tekst binnen het marxisme en de politieke filosofie in het algemeen. Hopelijk leidt deze uitstekende vertaling tot een bredere kennis van Gramsci’s zeer actuele gedachtegoed. De tekst gaat namelijk over urgente vragen, als hoe de opkomst van extreemrechts verklaart kan worden en hoe een progressieve politiek zich opnieuw kan uitvinden om steun van de bevolking te krijgen.
Gramsci schreef deze tekst tijdens de chaotische periode tussen 1927 en 1937 in Italië. De economische crisis en de Eerste Wereldoorlog hadden toen aangetoond dat het bestaande politieke systeem failliet was. Voor veel van Gramsci’s tijdgenoten leek de weg daarmee vrijgemaakt voor een definitieve doorbraak van het marxisme. Toch waren het niet de marxisten die de Westerse cultuur te hulp kwamen. Gramsci, die als hoofd van de Italiaanse Communistische Partij oppositieleider een fel tegenstander van Mussolini was, belandde in de gevangenis. Tijdens die gevangenschap leerde hij van het falen van het marxisme en schreef hij zijn inzichten op, in wat later bekend zou worden als zijn meesterwerk, de Gevangenisgeschriften.
In deze geschriften zette Gramsci zich af van het te simplistische orthodox marxisme. Daarin werd volgens hem te veel nadruk gelegd op de economische factoren als bepalend voor sociale verhoudingen. Zo zou volgens het orthodox marxisme de kapitalistische uitbuiting logischerwijs moeten resulteren in de communistische revolutie. Dat dit perspectief te eenzijdig was werd voor Gramsci aangetoond door het uitblijven van de voorspelde revolutie. Economische factoren speelden volgens Gramsci wel een belangrijke rol, maar niet alles kan ertoe worden gereduceerd.
Wat de orthodox marxisten volgens Gramsci over het hoofd zagen, was het belang van de acceptatie van denkbeelden. De fascistische denkbeelden werden immers meer geaccepteerd door de bevolking dan de marxistische denkbeelden. Hierin zien we een opvallende parallel met vandaag de dag, want ook nu is het zo dat een groot deel van de bevolking tegen hun belang in rechtse partijen steunt. Juist FvD, PVV en VVD kunnen op verbazingwekkend veel steun rekenen bij de kiezers. Dit kan verklaard worden aan de hand van wat Gramsci ‘de hegemonie’ noemde. Hiermee doelde hij op de ideologisch dominante positie, oftewel de denkbeelden die breed worden geaccepteerd door de bevolking. Gramsci dacht tijdens zijn gevangenschap uitvoering na over de vraag hoe links de hegemonie weer in handen zou kunnen krijgen. Gelijk hebben is immers niet genoeg als de bevolking je geen gelijk geeft.
Om weer gelijk te krijgen ziet Gramsci een grote rol weggelegd voor wat hij “organische intellectuelen” noemde. Dit zijn geen zolderkamer geleerden, maar intellectuelen die een band hebben met de bevolking. Volgens Gramsci moeten zulke intellectuelen een historisch front vormen met de arbeidersklasse. Alleen gezamenlijk kunnen zij de hegemonie van de heersende klasse doorbreken en zo de maatschappij ten goede veranderen. Deze gedachte roept natuurlijk de vraag op hoe dit in de praktijk precies vormgegeven zou kunnen worden. Gramsci schreef hierom meerdere cultuuranalyses om zo te achterhalen hoe de hegemonie tot stand kan komen.
Hierbij benadrukte hij onder andere het belang van een volkse literatuur, waarbij hij Dostojevski als voorbeeld noemde van een intellectueel die zo aantrekkelijk kon schrijven dat hij de arbeiders kon vormen naar zijn ideaal. Er zouden volgens Gramsci dan ook meer progressieve journalisten en auteurs moeten komen die even aantrekkelijk kunnen schrijven als Dostojevski om zo de arbeidersklasse meer klassenbewustzijn te geven. Deze intellectuelen zouden onophoudelijk een progressieve boodschap moeten herhalen om op die manier instemming van de arbeidersklasse te verkrijgen voor een nieuwe hegemonie.
Deze gedachten kunnen we naar vandaag de dag vertalen door alle vormen van massamedia te gebruiken om links gedachtegoed te verspreiden. Dit moet op een aantrekkelijke manier gebeuren zodat de bevolking haar accepteert. De Belgische filosofe Chantal Mouffe stelt dan ook dat we ons door Gramsci moeten laten inspireren om een nieuw links populisme vorm te geven. Hierbij kan hoop worden geput uit het recente succes van Bernie Sanders in Amerika. Hij weet brede steun te vergaren voor zijn – naar Amerikaanse maatstaven – linkse ideeën.
Wellicht kan een dergelijk links populisme ervoor zorgen dat de politieke macht uit handen blijft van het eveneens door Gramsci geïnspireerde nieuwrechts.