De echte vraag is of het onderwijs nog wel haar verheffingsfunctie vervult
Vorige week kwam het Centraal Planbureau met een rapport over het leenstelsel waarin zij concludeert dat er geen sprake is van verminderde toegankelijkheid, wel van meer en vaker lenen. Dit is een kortzichtig en eenzijdige weergave van de werkelijkheid. Vorig jaar deze tijd bestempelde GroenLinks-onderwijswoordvoerder, Zihni Özdil, het leenstelsel als “ asociaal” en “verrot ”. Dit kwam hem duur te staan: karaktermoord door Jesse Klaver en ontslag volgde. Özdils stelling is echter nog altijd te rechtvaardigen op basis van verschillende rapporten. Dat het CPB-rapport anders uitwijst heeft te maken met de dogma’s van het leenstelsel.
Het eerste dogma is dat studeren een volstrekt vrije optie is, en dus ook het aangaan van schulden. Het CPB concludeert dat havisten en vwo’ers net zo vaak doorstromen naar het hoger onderwijs als ten tijde van de basisbeurs. Dit heeft echter eerder te maken met het belang van scholing in de kenniseconomie en een precaire arbeidsmarkt dan met de toegankelijkheid van het onderwijs. Zo laten de Onderwijsinspectie en de Monitor Beleidsmaatregelen zien dat doorstuderen noodzakelijk is voor een ander baanperspectief dan de horeca en detailhandel. Daarnaast heeft het CPB – onterecht – mbo-4-studenten buiten beschouwing gelaten. Aangezien zij gekwalificeerde werknemers zijn, is het hoger onderwijs voor hen wel een reële optie: hun instroom is sinds 2014/15 gedaald als gevolg van de invoering van het leenstelsel en een gunstige arbeidsmarkt. Slechts focussen op cijfers en effecten legitimeert het systeem dat steeds meer richting Amerikaanse waarden gaat – waar jongeren, ondanks exorbitant hoge collegegelden en studieschulden, ook blijven studeren.
Een tweede dogma is dat het leenstelsel relatief gunstig uitpakt voor jongeren uit minder kapitaalkrachtige gezinnen. Zo schrijft het CPB dat een verhoging van de aanvullende beurs ertoe heeft geleid dat deze groep minder leent en daarmee beter af is dan studenten met een dikkere portemonnee. Dit is een onterechte conclusie: deze studenten blijven juist thuis wonen om een hogere schuld te voorkomen en zij lenen zo min mogelijk omdat er sprake is van leenaversie (56% van de mbo’ers heeft leenaversie en onder kwetsbare mbo’ers is dit percentage nog hoger). Deze studenten hebben ook geen ouders die hen een ton kunnen schenken om een huis te kopen op een gekscherende woningmarkt. De lagere studieschuld van minder kapitaalkrachtige studenten is dus eerder een alarmbel van maatschappelijke ongelijkheid dan een geruststelling. Al deze ontwikkelingen zorgen er volgens de Sociaal Economische Raad voor dat jongeren achterlopen in hun volwassenwording. De echte vraag is dus of het onderwijs nog wel haar verheffingsfunctie vervult.
Een derde dogma is dat het basisbeursgeld ten goede is gekomen aan een hogere onderwijskwaliteit door meer persoonlijke begeleiding, kleinere klassen, betere faciliteiten en professionalisering van docenten. Niet alleen is er veel van de investeringen afgeknibbeld door het Ministerie van OCW, er is volgens de Algemene Rekenkamer tussen 2015-2017 ook nog eens €600 miljoen aan voorinvesteringen verdampt door een gebrek aan financiële verantwoording vanuit de onderwijsinstellingen zelf. Door de miljoenenbezuinigingen massificeert het hoger onderwijs, waardoor er nog nooit zo weinig oog is geweest voor de individuele leerbehoeften van studenten.
Uit bovenstaande rapporten is af te leiden dat het leenstelsel, in tegenstelling tot de conclusie van het CPB, wel degelijk “asociaal” en “verrot” is. De PvdA heeft inmiddels haar steun teruggetrokken en wil samen met de ChristenUnie de basisbeurs terug. Waar de VVD en D66 blijven geloven in de leenstelseldogma’s, is GroenLinks nog steeds aan het “nadenken over nieuwe vormen van studiefinanciering” voor een “ontspannen samenleving”. Zihni Özdil begreep dat het leenstelsel het leven van studenten gijzelt door de stress die schulden oplevert. Hij was bereid de studieschulden van een hele generatie op zich te nemen en werd aan het kruis genageld – moge hij niet tevergeefs zijn gaan hemelen.