Laten we ongegeneerd krenterig zijn
• 21-06-2012
• leestijd 4 minuten
Voor zover ik niet al mijn hele leven zuinig ben geweest en me daar misschien ook een beetje voor schaamde, weet ik mij door de crisis gesterkt om ongegeneerd krenterig te zijn
Voor het eerst ga ik stemmen op een partij die voor míjn belangen opkomt, omdat ik vind dat ik ook aandacht nodig heb. Dat is wat een afnemende bestaanszekerheid met mij doet.
Jarenlang heb ik Greenpeace gesteund, vanaf de dag dat een lid van de beweging mij aansprak, eind jaren negentig ergens. Hij wees me erop wat een geweldige dienst ik de wereld zou kunnen bewijzen, door slechts 5 euro per maand te doneren. Ik was nog een student van begin twintig, vol van romantische ideeën over de wereld en het ontdekken ervan. Ik associeerde Greenpeace met avontuur en heldenmoed, met beelden waarin activisten in gebouwen klimmen om boosaardige multinationals te dwarsbomen en in snelle bootjes over het water scheren om walvissen te redden.
Greenpeace was geen goed doel in mijn ogen, maar een levensstijl. Dat de wereld er beter van werd, was een bijkomstigheid. Daarom liet ik me inschrijven, ter plekke, en ter bevestiging van een gekoesterd zelfbeeld. Ik beloofde 50 euro per jaar af te schrijven via automatische incasso. Dat heb ik jarenlang gedaan. Om de zoveel tijd kreeg ik mailings, brochures en magazines opgestuurd, die steevast op naam stonden van ene heer Elha. Waar ik me niet aan stoorde, omdat ik die dingen toch niet las.
Door de crisis ben ik gestopt met doneren. Want als schrijvende zzp’er heb ik te maken met teruglopende inkomsten. Het is een werkelijkheid die ik niet kan ontkennen − ik ben geen romantische student meer. Greenpeace belt me nog wel eens, om te vragen of ik écht niks kan missen. Maar het feit dat ik een armlastige zzp’er in crisistijd ben, geeft me het volste recht om nee te zeggen. Voor zover ik niet al mijn hele leven zuinig ben geweest en me daar misschien ook een beetje voor schaamde, weet ik mij door de crisis gesterkt om ongegeneerd krenterig te zijn.
Daarom ben ik ook geoorloofd te stemmen op een politieke partij die voor mijn belangen opkomt. Klinkt gek, maar ik heb dat nooit eerder gedaan. Altijd heb ik mijn democratische plicht tot stemmen aangewend om de belangen van anderen te dienen. Mensen van wie ik weet dat ze het anders niet redden. Die geen boodschap hebben aan de individualistische ideologie van zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid. Immers, het gaat om mensen die lezen noch schrijven kunnen.
Deze week hoorde ik nog het verhaal van een Marokkaanse oudere man die om drie uur ’s nachts last van zijn hart kreeg. Zijn laatste restje bewustzijn gebruikte hij niet om de alarmcentrale 112 te bellen, maar zijn dochter. Want door de paniek durfde hij niet op zijn gebrekkige Nederlands te vertrouwen. Het is uiteindelijk goed afgelopen; maar het had ook helemaal fout kunnen gaan, als je bedenkt dat er kostbare tijd verloren gaat. Deze mensen veranderen niet in onafhankelijke, zelfredzame burgers. Deze mensen hebben baat bij een collectivistische maatschappij en geen individualistische. Ik denk meestal aan hen wanneer politici spreken over ‘de zwakkeren van de samenleving’.
Maar door de crisis vergeef ik mijn stem niet meer aan hen, de ‘zwakkeren’. Ben ik nu egoïstisch en onbeschoft? Ik geloof het niet. Beschaving is geen vernislaagje, vind ik. Vanaf het allereerste begin getuigt zij van het menselijke streven naar orde en continuïteit. Het is een onuitroeibaar streven, ondanks mijzelf.
Laten we wel wezen, het percentage mensen dat in armoede leeft, is gedaald van 52% in 1981 naar 22% nu. Mede dankzij 0,7% van ons BNP aan ontwikkelingshulp. Ook gaat 75% van de kinderen in Afrika naar school. Mede dankzij 0,7% van ons BNP aan ontwikkelingshulp. Allerlei ziektes zijn uitgeroeid of spectaculair gereduceerd, zoals pokken, polio, difterie en mazelen. Allemaal mede dankzij 0,7% van ons BNP aan ontwikkelingshulp.
Toch lijkt het alsof we nog altijd in de rampzalige omstandigheid verkeren dat het voortbestaan van de gehele mensheid aan een zijden draad hangt. Want de druk om de zwakkeren en de armen van de wereld te blijven helpen met het geheiligde percentage van 0,7% van ons BNP is onverminderd groot, getuige de woede en verontwaardiging die het voorstel van de VVD om flink te snijden in het hulpbudget oproept.
We willen niet zien hoe tenenkrommend en obligaat liefdadigheid geworden is. Wat dat betreft is het dieptepunt toch wel de inzamelingsactie voor de slachtoffers van de overstromingen in Pakistan in 2010. Een ramp die volgens de Verenigde Naties erger was dan de tsunami in de Indische Oceaan in 2004, toch merkten we dat niet. Er werd vooral heel veel geklaagd over corruptie en terrorisme. Je kreeg zowat de indruk dat Pakistan de overstromingen over zichzelf had afgeroepen. Ter bezwering van zoveel hardvochtigheid konden we in verschillende media lezen hoe woest de Pakistaanse bevolking wel niet was op haar eigen politici, opdat we vooral wisten dat ze daar natuurlijk ook niet op hun achterhoofd zijn gevallen, maar niettemin slachtoffers waren van een grote ramp en daarom hulp nodig hadden.
Uiteindelijk werd het moedeloze bedrag van 20 miljoen euro opgehaald. Ter vergelijking: voor de slachtoffers van de zeebeving in Zuidoost-Azië was 211 miljoen ingezameld.
Nu voor veel Nederlanders sprake is van een afnemende bestaanszekerheid, is het vanzelfsprekend dat er vraagtekens worden gezet bij de geïnstitutionaliseerde liefdadigheid die ontwikkelingssamenwerking heet. We kunnen met z’n allen eindelijk ongegeneerd krenterig zijn. Wie het nú niet laat aankomen op een paar miljard meer of minder aan ontwikkelingssamenwerking, heeft gewoon geld teveel.