De beeldvorming ontstaat al snel van zorginstellingen als cowboys die misbruik maken van gemeenschapsgelden ten bate van eigen gewin en ten koste van de zorg voor kwetsbare mensen
Een uitgebreid en indrukwekkend onderzoek van Follow the Money in samenwerking met het Brabants Dagblad bracht aan het licht dat 121 zorgaanbieders binnen de WMO in de regio Tilburg en omstreken gezamenlijk een winst maakten van bijna 100 miljoen euro. Normaal is dat er door zorginstellingen 3 à 4 procent wordt gemaakt, in dit onderzoek bleek dat een vijfde van de zorgaanbieders 10 of meer procent winst maakten in 2018. En dit terwijl de Brabantse gemeentes kampen met grote tekorten op het budget voor burgers die een beroep doen op de begeleiding binnen de WMO.
Dit soort berichten doet deze vorm van hulpverlening, waaronder ook de Jeugdzorg valt, geen goed. De beeldvorming ontstaat al snel van zorginstellingen als cowboys die misbruik maken van gemeenschapsgelden ten bate van eigen gewin en ten koste van de zorg voor kwetsbare mensen. Het kan niet anders dat gemeentes hierop reageren met een strenger beleid ten aanzien van de mensen die vragen om hulp. En dat is m.i. onterecht en onwenselijk.
Zelf run in ik met 3 ZZP’ers een kleine zorginstelling die ongeveer 15 mensen begeleidt, individueel (praktijk Mens&Groei) en in de vorm van dagbesteding (project Natuurlijk Werken). De doelgroep bestaat uit mensen die de diagnose ADD, autisme of een andere psychische beperking hebben. Mensen die vaak sociaal geïsoleerd zijn, weinig tot geen druk kunnen verdragen en prikkelgevoelig zijn. De groepjes die we 4 dagen per week ontvangen zijn klein, van 4 tot max. 10 mensen. We zijn te klein om in aanmerking te komen voor ZIN, een contract met de gemeente, maar werken wel met een aantal grotere organisaties samen in onderaannemerschap (Amarant, SenseZorg). Onze begeleiding, die vaak een combinatie is van individuele begeleiding en dagbesteding is niet gericht op het bezighouden van klanten, maar op groei. Het is onze passie om samen met de klant een dusdanige omgeving te scheppen, waarbij iemand op zijn eigen manier en in zijn eigen tempo kan gaan groeien en hopelijk ook bloeien. Iets betekenen voor zijn of haar medemens. In die zin leveren wij dus werkelijk een DIENST ten bate van de burger die in aanmerking komt voor begeleiding in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning.
Gedurende het hele jaar vinden er (her)indicatiegesprekken plaats om samen met de gemeente te bekijken wat de desbetreffende klant nodig heeft aan zorg, begeleiding. Het laatste jaar is er in het kader van wat de gemeente Tilburg, maar ook bijvoorbeeld Hilvarenbeek, gebruikt veel verandert. Het kader, dat is opgesplitst in de verschillende leefgebieden van waaruit de klant hulp kan krijgen, is gestandaardiseerd en verworden tot een PRODUCT. De taal van dit managementskader veroorzaakt een grote kloof tussen de leefwereld van de klant en dit kader van waaruit de financiering voor de begeleiding wordt geregeld. Geld staat hierin centraal en veel minder de hulpvraag van de klant. Tijdens het gesprek tussen de vertegenwoordiging van de gemeente, de klant en de zorgverlener kost het veel moeite om deze twee talen op elkaar aan te laten sluiten.
Door de toenemende tekorten is hier echter nog een stap bijgekomen. De klant moet sinds kort bewijzen of hij wel in aanmerking komt voor zorg. De vertegenwoordiger van de gemeente stelt zich hierbij op als een verzekeringsagent die gericht is op het zoeken naar argumenten om de zorg zo klein mogelijk te laten zijn of helemaal af te wijzen. Het (her)indicatiegesprek krijgt hierdoor de sfeer van een kruisverhoor. En dat terwijl de kwetsbare klant het hemd van het lijf wordt gevraagd als een soort van schoolexamen, waarbij de vertegenwoordiger van de gemeente op zakelijke afstand blijft en in de positie zit dat het deze hulpvraag kan maken of breken. De afgelopen maanden heb ik drie keer met huilende mensen rond de tafel gezeten als gevolg van dit keukentafelgesprek, zoals dat 6 jaar geleden zo mooi werd genoemd toen de landelijke gelden voor deze zorg werd overgeheveld naar de gemeentes. Als zorgaanbieder word ik tijdens deze gesprekken aangespoord om resultaat te behalen. Resultaat dat van tevoren is vastgelegd, zonder rekening te houden met wat er gedurende het traject in verbinding met de klant gebeurt, zonder rekening te houden met de omstandigheden van de klant, die telkens weer anders kunnen zijn.
Een medewerkster van de gemeente stelde me bij de aanmelding voor een herindicatiegesprek vorige week direct als eerste vraag; vertel eens, waarom heeft deze klant eigenlijk nog zorg nodig? De verborgen agenda van de gemeente is het steeds verder afbouwen van de noodzakelijke zorg, alsof de klant geen beperking heeft. Alsof de klant niet juist deze vorm van begeleiding nodig heeft om zelfredzaam te zijn, een leven te kunnen lijden dat redelijk in balans is. Zonder deze vorm van begeleiding zouden veel van deze klanten aangewezen zijn op duurdere zorg (van een opname bijvoorbeeld) en ze juist afhankelijker maken.
Het is in mijn ogen meer dan logisch dat de gemeentes onderzoeken en blijven evalueren of WMO gelden goed besteed worden en de kwetsbare klanten de zorg krijgen die ze nodig hebben. Zelf zijn we nu ook onderhevig aan een onderzoek van de gemeente Tilburg naar de kwaliteit en rechtmatigheid van deze zorg. Ik beschouw dit als een kwaliteitsonderzoek, waarbij de resultaten kunnen bijdragen aan de verdere verbetering van onze begeleiding. Maar ik vind niet dat de strengheid en management achtige aanpak zoals de gemeentes die nu toepassen als gevolg van het tekort aan WMO-budget en de grote winsten die door verschillende grote zorginstellingen worden gemaakt, ten koste moet gaan van de noodzakelijke indicatie voor de zorg die kwetsbare mensen nodig hebben. Zoek de oorzaak van de tekorten bij de bron en stel een maximum aan de winst die instellingen kunnen maken met de WMO-zorg.