Woensdag. Een dag in maart. De zon vermoedt lente, de dag zelf ruikt naar angst en dood. Als eerste verlaten de vogels deze stad. De buitenlanders volgen. Alles is grijs. De lucht en de gezichten die onzeker over de straten lopen verdampen slechts een vraag: “Het gaat toch niet gebeuren?”
Als een nevel, benauwend en mysterieus, hangt er al dagen, zo voelbaar als een pest, de dreiging van bommen over ons heen. Jij stapt in een film die niet over jou gaat, waarin jij wel een rol in speelt, maar jij weet nog niet welke. Zal ik mijn winkel toch maar eerder sluiten? Alle luiers en babyvoeding zijn uitverkocht, maar de ouders blijven komen. Hier is men al lang getraind in het hamsteren voor het geval van nood.
Onder het ledikant van mijn zoontje ligt ook een flinke stapel van pamper maat 4. Hij is net 16 maanden oud; een stevig kereltje. Vrolijk is hij. Ook in de vroege ochtend als ik hem samen met zijn zus van vijf naar mijn ouders breng. Oppasdag bij hen is altijd een feest. Mogelijke bommen straks, ah, daar hebben zij geen boodschap aan. Kindertjes. Altijd blij als ik ze na mijn werk ophaal: “Mama!”
Deze avond zijn zij de enigen die vrolijk zijn. Mijn moeder leest wat in de keuken, de woonkamer brult van de TV, het laatste nieuws staat hard aan.
De bekende, dierbare belichaming verrast me in die oude fauteuil. “He, vader, jij ook? Was jij niet dood? Wat fijn dat je er bent! Zij gaan ons bombarderen, toch?”
“Nee, maak je je geen zorgen. Dit is Europa, beschaving.”
Als mijn overleden vader zijn zin afmaakt, barst de sirene los. Het is iets voor acht. Het TV-scherm wordt opeens eerst zwart, dan net een hartfilmpje en nu spreekt een tam gezicht ons toe. “De bommen komen er aan! Blijf kalm, neem onmisbare spullen en je dierbaren mee en loop rustig naar een schuilplaats!”
En nu? Geen tijd voor zulke vragen, jij. Til je kinderen op, laat de spullen achter, ga weg, ga naar een kelder. Beide kinderen heb ik in mijn armen opgetild. Ik wil zeker weg, niks liever dan dat, maar waarheen? Zo met hen in mijn armen loop van voor naar achter en weer terug. Mijn kinderen kijken me verward aan. “Mama, wat ben je raar aan het doen!”
En nu komt de eerste zoem boven ons dak. Dreun. BAM. Het huis trilt, ik tril en ren nog steeds doelloos heen en weer met die twee kleintjes in mijn armen die samen bijna net zo zwaar zijn als ik. Er komt nog een zoem en BAM! En nog een. De sirene krijst genadeloos door totdat de vliegtuigzwerm haar overstemt. Op dat moment neemt de zwerm van het vliegende kwaad het hele geluid over. Gisteren nog was alles gewoon en ondanks alles toch vaak mooi. Maar nu, vandaag, is het overblijfsel van mijn wereld, mijn alles, een doodsbange knoop van drie mensjes die niks meer waard zijn. Gaan we vandaag dood?
Huilen kan een teken zijn van onmacht vermengd met verdriet. Als moeder huilt, huilen de kleintjes ook. Ik beef van angst en wanhoop en zij van mij. Nu zijn zij het die angstvallig de afstand in de gaten houden, tussen de veiligheid van moeders verlamde armen en de trillende grond. Niks is veilig. Boven ons de barstende hemel vol bommen en jagers, onder ons de ineenzakkende aarde. De vrede neemt afscheid van ons. En maakt plaats voor de dood.
Of we al dood betwijfel ik. De rillingen over mijn rug voelen nu als voetstappen, van links naar rechts, van links naar rechts. Mijn neus vangt een rare geur op. Alsof ergens een vrolijkheid in brand wordt gestoken en niet de huizen en niet de wegen en fabrieken en niet de mensheid. Ja, het ruikt naar wiet. De vogels en de buitenlanders zijn ook terug. Ik hoor een tram langs rinkelen, vliegtuigen die opstijgen en landen zonder bommen te gooien en iemand roept: “Vergeet je broodtrommel niet!”
Als ik me omdraai en mijn ogen open doe, kijk ik in de slaperige ogen van mijn kat. Zoals altijd heeft ze zich zojuist geprobeerd om warm te nesten op mijn rug. Nu zijn we samen wakker. In Amsterdam. Godzijdank!
PS: Dit is mijn verhaal. Waar gebeurd. 4 mei is voor mij een heilige dag. Dan herdenken we alle slachtoffers van de gruwelijkheden die een oorlog met zich mee ooit bracht en nog steeds brengt. Laat de herdenking in vrede gebeuren. Oude pijn gebruiken om de nieuwe te voorkomen of om het onrecht recht te zetten, dat zal onze vrede niet bevorderen. Wie van de vrede en vrijheid ooit beroofd was, die weet heel goed hoe kostbaar ze zijn. Een van hen ben ik zelf ook. Laat me in rust en stilte herdenken, alstublieft.