‘Wat we in de Verenigde Staten nodig hebben is geen verdeeldheid; wat we in de Verenigde Staten nodig hebben is geen haat; wat we in de Verenigde Staten nodig hebben is geen geweld of wetteloosheid, maar liefde en wijsheid, en compassie voor elkaar, en een gevoel van rechtvaardigheid tegenover degenen die in ons land nog steeds lijden, of ze nu blank zijn of zwart.’
Nee, dit is geen fragment uit een verzoeningsspeech van de nieuw gekozen Amerikaanse president. Het is te eloquent voor zijn doen. Het is ook veel te veel gericht op het verbinden en erkennen van het lijden van de Amerikaanse burgers dwars door de etnische grenzen heen.
Trumps retorische stijl is het tegenovergestelde hiervan. Zijn stijl is knipogen naar de ene burger en de ander een middenvinger beloven. Het is een stijl die we ook kennen van Wilders en alle andere rancuneuze populisten aan deze kant van de Atlantische Oceaan. Een lelijke stijl, volstrekt in lijn met de obsessief competitieve samenlevingen welke Amerika en de andere westerse democratieën in afgelopen decennia zijn geworden. De winnaar zijn, daar gaat het leven om. Niet dankzij elkaar, maar ten koste van elkaar. Wil je iets voor elkaar krijgen: vecht je in! Je kunt Trump op vele fronten diskwalificeren, maar een vechtersbaas is hij wel.
De man die aan het woord is in bovenstaand citaat was een politicus van een ander kaliber én zijn woorden waren gesitueerd in andere tijden. Ook een strijder, maar dan eerder een ridder dan een vechter. Dit verschil mag klein klinken, maar het is toch ontiegelijk veel groter dan het op het eerste gezicht lijkt. Inderdaad, een ridder wil ook winnen. Maar zijn gevecht kent een missie, larger than life, en zijn strijd is gebonden aan een bepaalde moraal, een erecode en de daarbij behorende nobelheid.
De man aan het woord is Robert Kennedy (de jongere broer van…) en hij spreekt tot de menigte in een zwarte achterstandswijk in New York. De dag daarvoor is zijn bondgenoot in de strijd tegen racisme, armoede en ongelijkheid dominee Martin Luther King Junior slachtoffer geworden van een aanslag. Dominee King komt te overlijden. Robbert Kennedy is dan op verkiezingstournee. Hij heeft zich kandidaat gesteld als president. King had aangekondigd hem bij de aankomende verkiezingen aan te bevelen.
Bij het horen van het nieuws over aanslag op King onderbreekt Kennedy zijn campagne en gaat dus in een zwarte wijk in New York spreken. Sommige toehoorders horen letterlijk het bericht van overlijden van King voor het eerst uit zijn mond – op de audio-opname is te horen hoe geschokt sommigen zijn om dit nu voor het eerst te vernemen.
Met egards spreekt hij, met smart, maar ook – geheel in stijl van Martin Luther King zelf – uit hij zich in de taal van compassie, met een verbindende intentie, zich richtend tot de hoop, tot het licht.
Nog geen twee maanden later is er een volgende aanslag. Het slachtoffer is deze keer Kennedy zelf. Ook hij overleeft de aanslag niet.
Niet dat Robbert Kennedy een heilige was – zijn zoon Robbert junior die zich voegde bij het Trump-kamp is dat zeker niet. Toch deel ik dit historische fragment uit andere tijden wel degelijk met een bedoeling, als een statement.
Namelijk, er is ook een ander Amerika. Het Amerika van het smachten naar verbondenheid, niet ondanks maar dankzij verscheidenheid. The community of communities.
“We the People”, het leidende beginsel van de Amerikaanse grondwet is geen loze retoriek. Het is diep verankerd in het politieke bewustzijn van Amerikanen, waar hun land voor behoort te staan. Een Amerika van een gezamenlijke morele verantwoordelijkheid, om gelijkwaardigheid van alle burgers waar te maken. Al lijkt dat Amerika nu ver van ons vandaan, het ideaal is wellicht versluierd maar niet verloren gegaan.
Er valt niets te relativeren aan hoe groot de schade is van de terugkeer van Trump in het Witte Huis. Het stelt de mentale gesteldheid van de Amerikaanse democratie op proef. De berg analyses – veel te vlug en te hysterisch vaak, en veel te pompeus ook – die ik de afgelopen dagen in de Nederlandse media heb gelezen waren van het genre onheilsprofetieën. Dat de democratie naar de afgrond ging daar en dat een autocratisch hoofdstuk in Amerika in de maak was, etc. etc. Eerlijk gezegd hebben deze onheilsbeelden weinig indruk op mij gemaakt. De woorden van een Amerikaanse juf daarentegen wel. Zij noemde de nieuwe president de verpersoonlijking van alle menselijke valkuilen tegen welke zij haar klas waarschuwde. Het gaat pijn doen in de hoofden en harten van Amerikanen op den duur, ook onder grote groep Trump-kiezers die vooral anti-establishment hebben gestemd en niet per se pro-Trump. Hoe in godsnaam in het reine te komen met deze keuze?
Ik idealiseer Amerika niet… Er valt niets goed te praten aan de bloedige geschiedenis van Amerika, haar ontstaansgeschiedenis die gepaard ging met het nagenoeg uitroeien van de inheemse bevolking, en het land laten cultiveren door slaafgemaakten, daarmee de kiem leggend voor het brute racisme dat nog altijd grootschalig aanwezig is.
Ook de rol van Amerika op het wereldtoneel is verre van heldhaftig. Als je niet als een grote groep Nederlanders de Tweede Wereldoorlog als referentiekader voor ongeveer alles hanteert en Amerikanen niet als bevrijders ziet. Als je uit – ik noem maar wat – Latijns-Amerika, Zuid-Oost Azië of het Midden-Oosten afkomstig bent, dan is je historische geheugen vol van hele andere beelden over Amerika. Amerika als onderdrukker, steun en toeverlaat van militaire coups en wereldkampioen clusterbommen op onschuldige burgers gooien – al lukt het Israël deze dagen aardig om Amerika van de troon te stoten wat dat laatste betreft.
En toch, er is ook “de idee Amerika”. Een ideaal. Een land voor en van de burgers, overal vandaan en met al hun verschillen en verscheidenheid aan verhalen. Waar je op je verdienste voor jezelf en jouw gemeenschap dient afgerekend te worden en niet op je afkomst. Waar ieder recht heeft op autonomie en allen op het opbouwen van hun eigen community. Een Amerika dat Lincoln, Rosa Parks, Luther King en Robbert Kennedy als haar helden kent.
Niet lang na 9/11 had ik op uitnodiging van de Brits-Amerikaanse historicus wijlen Tony Judt, die ik als een van mijn belangrijkste intellectuele mentoren beschouw, deelgenomen aan een van zijn jaarlijkse Trans-Atlantische bijeenkomsten. Die was georganiseerd door het in New York gevestigde Remarque instituut.
Gevoelig voor de mise-en-scène van plekken als Judt was, had hij deze keer gekozen voor een ranch in Texas, op een steenworp afstand van de befaamde ranch van de oorlogshitser en de toenmalige president Bush Jr. De nog geen twintig deelnemers aan deze besloten bijeenkomst waren van alle soorten en maten (van militair tot toneelmaker en journalist) en ze kwamen uit alle hoeken van Amerika en Europa.
Na de tweede dag, tijdens een tête-à-tête met een Duitse socioloog, telg van Irakese ouders, merkte zij op: “Wat mij opvalt is dat Amerikaanse tafelgenoten met een islamitische achtergrond zich voluit als Amerikaan zien, ondanks de islamofobie die is ervaren en ondanks hun vurige kritiek hierop. Ook hun aanklacht tegen de Bush administration is er één van volwaardige burgers, de insiders. Terwijl het in Europa zo lastig is voor de niet-Europese immigranten om zich als insider te beschouwen.“
Achteraf moet ik denken aan een befaamd citaat van James Baldwin: “Ik houd meer van Amerika dan van welk ander land ter wereld dan ook, en precies om deze reden sta ik in mijn recht om haar voortdurend te bekritiseren.”
Wie een langere tijd in Amerika heeft gewoond zal het beamen, ondanks alle lelijke gezichten van het racisme en vooroordelen die er ook rondzingen, er is zoveel ruimte voor mensen van alle soorten en maten om op hun manier Amerikaan te zijn. In dat gigantische land – we vergeten soms dat Amerika meer dan twee keer zo groot is als de hele EU bij elkaar, en dat er bijna net zoveel mensen wonen als in de hele EU – wordt verscheidenheid niet als bedreiging gezien.
Al zou de Amerikaan het doen en laten van vele andere Amerikanen haten, het zou hem niet vervreemden van Amerika, het is ook “his damn country”.
Idee Amerika is een wezenlijk verbindende kracht. Dat maakt mij hoopvol voor Amerika. En Amerika is er nog altijd, zeker als het gaat om hoe een land van iedereen kan zijn, een inspiratiebron, een lichtend voorbeeld voor Europa. Want Europa heeft nog een lange weg te gaan voordat het lukt om zijn zelfidentificatie te dekoloniseren, los te komen van een etnisch geënte en cultureel eenkennige definitie wie een insider is, en eindelijk, eindelijk haar immigranten werkelijk als burgers te omarmen.