Wil de journalistiek in het digitale tijdperk haar functie als waakhond kunnen waarborgen, dan wordt het tijd dat de journalistiek inziet hoe belangrijk technologie geworden is
De huidige samenleving wordt gedomineerd door ‘Big Data’, enorme datasets van informatie over onze voorkeuren en handelingen. Bedrijven als Google en Facebook traceren dagelijks ons zoek- en klikgedrag om op die manier zoveel mogelijk informatie over ons in te winnen. Deze informatie wordt verkocht aan de hoogste bieder, die ons vervolgens bombardeert met advertenties. Ook de overheid is zich bewust van de mogelijkheden en past Big Data-analyses toe bij onder meer ‘digitale profilering’ voor veiligheidsdoeleinden. De journalistiek echter blijft hierbij achter. Dit creëert een machtsverhouding waarin de waakhondfunctie van de journalistiek wordt ondermijnt door de machten die zij juist behoort te controleren.
Grootschalig onderzoek zoals de Panama Papers laat zien dat Big Data een enorm potentieel met zich meedraagt om onthullingen te doen. Wil de journalistiek in het digitale tijdperk haar functie als waakhond kunnen waarborgen, dan “wordt het tijd dat de journalistiek inziet hoe belangrijk technologie geworden is”, aldus Mar Cabra, één van de kernfiguren in het Panama Papers onderzoek, tijdens de VVOJ Conferentie Onderzoeksjournalistiek afgelopen november in Leuven. Op de vraag uit de zaal of de journalistiek aan het winnen of verliezen is, antwoordde ze: “Ik denk dat we aan het verliezen zijn”. De vraag die resteert: hoe kan de journalistiek zorgen dat ze de race niet definitief gaat verliezen? Hoe breng je immers toekomstige misstanden aan het licht als grote bedrijven en overheden vaardiger zijn met Big Data dan de journalist?
Die vraag valt nog niet zo makkelijk te beantwoorden. In het nieuwe digitale tijdperk bevindt de journalistiek zich in een benarde positie. De groei van gratis nieuwsvergaring via tal van online nieuwsmedia en een 24/7 nieuwscyclus heeft geleid tot een daling van abonnees van grote dagbladen, met als gevolg minder personeel dat meer werk moet verzetten. Een gevaarlijke situatie, want daardoor is er minder tijd en capaciteit beschikbaar voor onderzoeksjournalistiek die zich kan richten op het interpreteren van Big Data. Sterker nog, met sociale media als belangrijke bron voor een steeds groter deel van het publiek is de weg vrij voor ‘clickbaits’, nepnieuws en ‘alternative facts’. Politici hebben zich inmiddels eigen gemaakt met deze ontwikkelingen en spelen hier vernuftig op in. Op deze manier heeft Trump menig (sociale) mediaplatformen weten te vullen en ook in de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen zien we deze trends terugkomen, getuige de laatste rel rond een Tweet van Wilders waarop Pechtold werd gephotoshopt tussen jihadisten. Deze berichten verspreiden zich niet alleen als een lopend vuurtje op sociale media, ook de traditionele media voelen zich genoodzaakt hierover te berichten. Het geeft des te meer aan hoe belangrijk het is dat journalisten zich niet alleen rekenschap geven van echte feiten, maar deze ook kunnen traceren uit een veelheid van gegevens.
Om de traditionele rol van waakhond te kunnen blijven vervullen in het digitale tijdperk is het noodzakelijk om meer geld, personeel en tijd beschikbaar te maken, zodat er een inhaalslag kan worden gemaakt op grote bedrijven en overheden. Zo’n transformatie gebeurt niet van de één op de andere dag. Zeker niet met de beperkte capaciteiten waar traditionele nieuwsmedia mee te maken hebben.
De consument lijkt niet meer bereid te betalen voor dergelijke journalistiek. Ook het idee dat de overheid wellicht deze taak op zich moet nemen is lastig, gezien de tegenstrijdige belangen die zij en de journalistiek dienen. Toch is er wel één oplossing voorhanden: samenwerking. Kranten zijn in 2017 immers niet meer elkaars voornaamste concurrent: alle betaalde media concurreren in eerste instantie met gratis nieuws en online media.
Door samenwerking tussen journalisten vormen tijdsdruk en een capaciteitstekort een minder groot obstakel voor Big Data-onderzoek. Daarmee kunnen media zich wapenen tegen grote bedrijven, misstanden bij overheden en de groeiende stroom van valse informatie. Zo heeft bij de Panama Papers de samenwerking van 400 onderzoeksjournalisten, die bij elkaar 11.5 miljoen documenten analyseerden, de corrupte contouren blootgelegd van invloedrijke politieke figuren en (voormalig) staatshoofden. Ook analyseerden de journalisten van het internationale consortium van onderzoeksjournalisten gezamenlijk de 1,3 miljoen gelekte documenten van de Kamer van Koophandel op de Bahama’s en openbaarden het bestaan van zo’n 175.000 vennootschappen in dit belastingparadijs. Ex-eurocommissaris Neelie Kroes bleek jarenlang bestuurder te zijn geweest van een van deze bedrijven.
Deze voorbeelden laten zien hoe belangrijk samenwerking tussen journalisten is. Samenwerking zorgt allereerst voor het delen van kennis; data kunnen uitgewisseld worden en er kunnen gezamenlijke archieven worden aangemaakt die het mogelijk maken om de reikwijdte van onderzoek te vergroten. Daarnaast kunnen onderzoeksjournalisten expertise uitwisselen, wat bijdraagt aan meer datavaardigheden onder journalisten. Bovendien levert samenwerking meer capaciteit en tijd op doordat er meerdere journalisten aan hetzelfde project werken. Dit is nodig om het belangrijkste idee waar het journalistieke instituut altijd voor heeft gestaan te waarborgen: het dienen van het publieke belang.
Nel Ruigrok (directeur LJS Nieuwsmonitor en docent aan de Master Media en Journalistiek van de Erasmus Universiteit Rotterdam)Dirck de Kleer (Student aan de Master Media en Journalistiek van de Erasmus Universiteit Rotterdam)Matthijs van Hunnik (Student aan de Master Media en Journalistiek van de Erasmus Universiteit Rotterdam)