‘Wat hier stond is allemaal al meegenomen,’ sprak Meneer Peer droevig.
Godzijdank. Ik kon het nog nèt binnenhouden.
Vorig weekend liepen mijn vriendin en ik nog over een zonovergoten boomgaard. Wij waren naarstig op zoek naar peren, maar een zwerm sprinkhanen in de vorm van mensenhanden was ons reeds voorgegaan. Moedig voorwaarts stapten we langs de nagenoeg kaalgeplukte struiken. Ónder die stuiken stierf het trouwens van de peren. Op hoopjes lagen ze bij elkaar. Rottend in de zon als neergemaaide soldaten. Voor zo’n peer leek me dat een behoorlijke anticlimax. Je hele leven lang doe je je best om een mooie peer te worden en als het dan eindelijk zo ver is, val je loodrecht naar beneden om te eindigen in het gras waar je al die tijd al boven hing.
Met in ons tasje de allerlaatste peertjes van het seizoen, stapten we weer richting de boerderij. Om ons heen zwierven nog wat gezinnetjes. Hier en daar werden kinderen opgetild om erbij te kunnen. We liepen langs een oude meneer die, moederziel alleen, een beetje voor zich uit stond te staren. Ter hoogte van zijn borstzakje was een naambordje gespeld. Hij zou docent Aardrijkskunde kunnen zijn. Of Biologie. Iemand die zijn dagen spendeert met het kijken naar de Tour en het oplossen van kruiswoordpuzzels. ‘Hebben jullie d’r nog wat kunnen vinden?’ vroeg hij aan ons. ‘Ja, hoor,’ antwoordde mijn vriendin. Ze stopte om hem de inhoud van haar linnen tas te tonen. De man duwde zijn bril recht op zijn neus. Hij droeg een grijs ringbaardje waarvan de gelig uitgeslagen snor een stevige rookverslaving verried. De haartjes groeiden allemaal dezelfde kant op, alsof hij ze iedere ochtend in die richting kamde.
Ineens had hij een van onze peren te pakken. De man hield hem omhoog alsof híj hem zojuist had geplukt. ‘Dit is de gewone peer,’ begon hij op deskundige toon. ‘De Conference-peer. Daar hebben we d’r een heleboel van. Maar heb je ook die andere kunnen vinden? De Comice?’ ‘Wat is het verschil?’ vroeg ik. ‘Tja…,’ sprak de man mysterieus. ‘Wat verwacht je van een peer?’ Deze vraag vond ik zo esoterisch dat ik erop besloot te reageren met een peinzende stilte. ‘Zoet?’ reageerde mijn vriendin snel voordat ik er weer een grapje van kon maken. ‘Groen?’ De grijsaard knikte. ‘Kijk, de Conference is een lánge peer, een beetje flesvormig en vrij hard. de Comice daarentegen is klein, rondvormig en nèt iets zachter. Als je d’r eentje ziet herken je hem meteen. Een klein rond peertje is het.’ Hij keek over ons heen naar de boomgaard. ‘We zouden eens kunnen kijken of d’r nog ergens een paar tussen hangen… Dat is leuk, dan kunnen jullie straks het verschil proeven.’ Meneer Peer stoof ervandoor alsof hij een haas had gezien. ‘We moeten even héél goed zoeken want de meeste zijn al geplukt,’ zei hij terwijl hij in hoog tempo voor ons uitliep.
Ineens kwam hij tot stilstand. ‘Kijk, daar!’ riep hij wijzend. In zijn stem klonk hetzelfde enthousiasme waarmee Freek Vonk doorgaans zandhaaien ontdekt. Voor we het wisten klom opa de boom als een oude orang-oetan. Diverse blaadjes dwarrelden naar beneden terwijl hij zijn schoen op een broos stammetje zette. Die breekt net zo gemakkelijk doormidden als een van zijn botten, dacht ik bij mezelf. ‘Ze hangen wel hoog, hoor, meneer…’ sprak mijn vriendin nerveus. ‘We zijn al heel blij met de peren die we hebben.’ Onverstoord reikte Meneer Peer met zijn hand naar het trosje. Een horloge zakte naar beneden over zijn met levervlekken bespikkelde arm. ‘Het is belangrijk … om te proberen … zoveel mogelijk van het steeltje … mee te krijgen,’ bracht hij uit. De vingertoppen kriebelden nu aan de onderkant van de peren. Ik zag zijn voet al naar het volgende stammetje gaan. ‘Jullie … moeten … het … verschil … proeven.’ Plots viel een van de peren naar beneden zoals alleen peren kunnen doen. Ik raapte hem op. Stammetje voor stammetje klom onze man weer naar beneden. Thirza hield haar armen op voor het geval hij ineens een smak zou maken.
‘Zo…’ sprak onze man met beide benen weer op de grond. Zijn stem verried dat hij óók blij was er heelhuids vanaf te zijn gekomen. Hij wees op de vrucht in mijn hand. ‘Zie je datie wat ronder is?’ Daarna begon hij aan een heel lang verhaal over peren waar we allebei niet echt in geïnteresseerd waren. We bléven maar knikken. In mijn hoofd zocht ik ondertussen wanhopig naar een smoesje om mee te kunnen ontsnappen. Ik wendde me tot mijn vriendin. ‘Jij wilde toch nog even bij de groente gaan kijken?’ ‘Volg mij maar,’ sprak Meneer Peer met een zwaai van zijn arm. ‘Dan laat ik jullie de Russische bloemkool zien.’
Na de Russische bloemkool kwam de Hollandse bloemkool. Daarna volgde de Oostenrijkse bloemkool, de Franse mosterdplant de Japanse tuinkers en de Australische sla. Steeds mochten we weer een paar stappen vooruit. De boerderij kwam steeds dichterbij. Net toen ik dacht dat we alle uithoeken van de wereld hadden gehad wees hij ons op de Chinese radijsjes. Daarna kwamen we aan bij een leeg stuk grond. ‘Wat hier stond is allemaal al meegenomen,’ sprak Meneer Peer droevig. Godzijdank. Ik kon het nog nèt binnenhouden.
De rest van het perenvolkje had zich verzameld onder een stel partytenten. Ze zagen er allemaal uit alsof ze onderwijs hadden genoten op de Vrije School of er les hadden gegeven. Jong en oud was voorzien indrukwekkend schoeisel waarmee zij zich op zéér moeilijk begaanbaar terrein zouden kunnen begeven. Achter een van de kraampjes stond een meisje geen bh aan te hebben. Ze droeg een strooien hoed. Terwijl ze een geanimeerd praatte met een jongen in een tuinbroek, speelden haar vingers met een lange antroposofische vlecht. Tussen hen in stond een centrifugeapparaat waar de wespen vergadering hielden. Voor een glaasje sap mocht je betalen wat je het waard vond, liet een kartonnen bordje ons weten.
In de schaduw van de boerderij gingen wij aan een picknicktafel zitten. Mijn vriendin nam haar tas op schoot om te inventariseren wat we zoal hadden geplukt. Weldra lag ons tafeltje helemaal vol met peren zodat het leek alsof we zelf een kraampje dreven. Met haar hand voor haar mond keek ze naar beneden. ‘We hebben veel te veel,’ concludeerde ze. Ik knikte naar een jongen met baard die achter haar een grote krat peren op de grond zette. ‘Bij hem kun je ze inleveren.’ ‘Hoezo?’ ‘Dat staat op zijn bordje.’ Thirza draaide zich om. ‘Wil jij dat doen? Ik durf niet.’
Nadat ik de overschotten had gedumpt keerde ik weder met twee glaasjes perensap. Mijn vriendin staarde inmiddels fronsend naar haar telefoon. Haar gezicht lichtte op toen ik de aanschaf voor haar neerzette. ‘Aw wat lief, schatje.’ Daarna draaide ze haar telefoon mijn kant op. ‘Wat zou jij hieronder zetten?’ Het was een van de foto’s die ik in de boomgaard van haar had gemaakt. Mijn vriendin, dolgelukkig glimlachend met haar armen vol peren. De afbeelding stond op het punt om te worden gedeeld. Om zoveel mogelijk likes te scoren moet men een foto voorzien van onderschrift waar ogenschijnlijk niet al te veel denkwerk aan vooraf is gegaan. Een woord of een zinnetje dat de indruk wekt dat het zó uit de mouw is geschud.
Haar vingers speelden met haar onderlip terwijl ze peinsde over dit dilemma. “Het perenseizoen is weer begonnen, is dat leuk?’ vroeg ze. ‘Nee.’ Op haar telefoon kijkend nam ze een slokje. ‘Hm! Dit is echt héél lekker!’ Ze klonk verrast. ‘Kom eens,’ zei ik terwijl ik om haar telefoon wenkte. Ik bekeek de foto nog eens goed. Thirza toonde een stralende glimlach. Dit was natuurlijk geënsceneerd geluk maar ik wist dat zij écht heel blij was met haar peren. Thirza behoort tot een van de vrolijkste mensen die ik ken. Dat is een van de dingen waarom ik zo dol op haar ben. Ik gaf de telefoon weer terug. ‘Kut met peren.’ Ze glimlachte en schudde haar hoofd. ‘Mijn werk kan dit ook zien.’ In opperste concentratie bestudeerde ze haar beeldscherm. Ineens besloot ze iets. Haar duimpjes gingen aan de slag. ‘Ik zet er wel gewoon een peertje onder,’ meldde ze geheel opgelucht.