Sommige ‘helden’ zijn zo abject dat hun standbeelden niet meer in de openbare ruimte thuishoren
Onze Nationale Bibliotheek in Den Haag, de KB, heeft onlangs naar eigen zeggen ‘glashelder’ verklaard: ‘Wij verwijderen geen boeken uit onze collectie. Ook geen boeken die naar de maatstaven van vandaag als controversieel kunnen worden gezien.’ Kritische reflectie op de collectie, ja, boekverbranding, neen.
De KB is hierin een baken van licht in de duisternis van het schier religieuze fanatisme van de beeldenstormers en boekverbranders dezer dagen. Laconiek wordt hierover gedaan, veronachtzamend dat de beschadigingen strafbaar zijn. De beeldenstormers die zichzelf boven de wet stellen lijken op de corpsballen van Vindicat, Jort Kelder en Sander Schimmelpenninck.
Die reflectie zoals die van de KB is hard nodig, want onze opvattingen over mensen en hun uitingen veranderen nu eenmaal. Door de afstand in de tijd ontstaat er geleidelijk of soms plotseling een ander perspectief op mensen en voorwerpen. Door dat andere perspectief kunnen we situaties in het verleden niet meer als vanzelfsprekend beschouwen en moeten we sommige zelfs als abject kwalificeren. Zo kan een standbeeld of een boek kritisch historisch studiemateriaal worden in plaats van een eerbetoon of een onschuldige vorm van literair genoegen.
Deze kritische reflectie behoort wel tot handelen te leiden. Sommige ‘helden’ zijn zo abject dat hun standbeelden niet meer in de openbare ruimte thuishoren, maar in een museum. Andere vereisen een meer bescheiden plaats, met een ondubbelzinnige uitleg van hun wandaden. Want het verheerlijken van een verleden van kolonialisme en slavernij is niet alleen kwetsend voor de nakomelingen van de slachtoffers, maar ook voor iedere andere burger in een pluriforme democratische rechtsstaat. Wel dienen we hierbij bescheiden te werk te gaan, zoals de restaurateur wiens wijzigingen later door een professionele opvolger desgewenst ongedaan gemaakt kunnen worden, opdat niets de toekomstige inzichten in de weg staat. Beeldenstormers en boekverbranders zijn vooral onbescheiden en menen dat hun waarheden eeuwige waarheden zijn.
Soms ook hanteren ze een merkwaardige agenda. Slavernij werd in vroegere eeuwen Bijbels gelegitimeerd, de Oranje stadhouders verdienden eraan en hadden soms ook slaafjes. Maar de identiteitspolitici en hun supporters houden steevast christendom en Oranje buiten het debat. Het debat gaat uiteraard om veel meer dan om deze onderwerpen. Denk aan de institutionele historische onderdrukking van vrouwen, lhbt’ers en de ‘lagere’ standen.
Ik groeide op met de kinderboeken van W.G. van der Hulst en Anne de Vries. In Reis door de nacht komt een feminiene jongeman voor die homoseksueel blijkt en (dus?) een verrader. W.G. van der Hulst doordesemde zijn kinderboeken met de onwrikbare protestantse standensamenleving. Waarin de koloniaal Colijn onze held was en de zending “ de inboorlingen ” uit de heidense duisternis bevrijdde. Joden waren buitenstaanders of erger, behalve als ze ‘Jezus als hun verlosser hadden gevonden’. Ewoud Sanders’ dissertatie Jeugdverhalen over jodenbekering, 1792-2015 bood voor mij een moment van herkenning, maar geen feest.
Dat veranderende perspectief is een dynamisch proces. Instellingen als de KB zouden tentoonstellingen kunnen maken die dat proces weergeven. Geen eeuwige waarheden, en geen versimpelingen, en ook de complexiteit laten zien. Bijvoorbeeld de betrokkenheid van moslims en zwarte Afrikanen bij de slavernij. Vooral ook de diverse meningsverschillen die er onder geschiedwetenschappers bestaan.
Laat de KB daarom eens beginnen met een expositie over slavernij en kolonialisme vanuit het perspectief van het Nederlandse calvinisme, dat demografisch nooit veel voorstelde, maar cultureel eeuwenlang, schadelijk dominant was.
En maak later een mooie, positieve expositie van de kleine minderheid die in het verleden tegen de dominante mainstream durfde ingaan en daarvoor soms vervolging riskeerde. Van Joan van der Cappellen tot den Pol en Tula tot Wilhelmina Drucker en Benno Premsela.