Als het financieel rendement voorop staat, zijn snelle investeringen de dominante werkwijze, wat vooral leidt tot pleisters plakken.
De toeslagenaffaire heeft geleid tot veel commotie, vooral omdat een verband is gelegd met het uit huis plaatsen van kinderen. Maar het primaire probleem bij de toeslagenaffaire is dat van procedures bij de ministeries van Financiën en van Sociale Zaken. Bij het verlenen van subsidie stuurt de overheid op vertrouwen, maar als achteraf wordt afgerekend heerst er wantrouwen. Dat blijkt uit het feit dat als er ergens een omissie in de aanvragen werd geconstateerd het totale bedrag is teruggevorderd in plaats van maatwerk te leveren. Ik heb het leveren van maatwerk indertijd als wethouder van de PvdA ‘handhaven met een menselijke maat’ genoemd. Dit lijkt in boekhoudland Nederland niet gebruikelijk. De problemen van uithuisplaatsing van kinderen van toeslagontvangers die op stel en sprong grote bedragen moesten terugbetalen zijn dus een naar gevolg van een ander probleem.
Door de toeslagenaffaire ligt nu de manier waarop de jeugdzorg is georganiseerd onder vuur. Vaak is de reactie op het functioneren van de jeugdzorg erg ongenuanceerd. Daarom wil ik een realistisch beeld neerzetten van de jeugdzorg. Jeugdzorg komt in beeld als er alarmerende signalen over het fysieke of psychische welbevinden uit de omgeving van een kind komen. Die signalen kunnen komen vanuit het onderwijs, huisarts, consultatiebureau, hulpverlening, vereniging, buurt, familie of ouders. Problemen met de ontwikkeling van een kind hebben onderliggende oorzaken, zoals onkunde of onmacht van opvoeders, geldproblemen, relatieproblemen, gezondheidsproblemen, echtscheidingen, problemen op het werk of in de familie, verlies van baan of familie, veranderingen in de leefsituatie, enz. Financiële problemen blijken vaak de trigger te zijn voor andere problemen.
Als opvoeders door anderen worden geconfronteerd met de geconstateerde problemen bij hun kind, dan is ontkenning gewoonlijk de eerste reactie. Het is moeilijk toe te geven dat men als opvoeder tekortschiet. Bovendien is vaak onduidelijk wat de consequenties zijn als men in het systeem van hulpverlening terecht komt. Vaak wordt verwacht dat de hulpverlening alleen maar ondersteunt, maar het systeem kan ook dwingen om het gedrag te veranderen, en de vraag is of dat acceptabel en op korte termijn te verwezenlijken is. Meestal is de problematiek in een gezin te complex om snel resultaat te verwachten. Dan kan uithuisplaatsing een gevolg zijn. Maar dat is de laatste stap die gezet wordt in een hulpverleningstraject.
Moeten we deze situatie nu als minst slechte accepteren? Uit mijn jarenlange ervaring blijkt dat een systeem zoals de hulpverlening niet gemakkelijk te veranderen is, en dat vaak het bestaande patroon wordt herhaald, vaak met een iets gewijzigde variant. Het maakt dan weinig uit of het Rijk, de provincie of de gemeente de regie voert. Bij het besluit tot decentralisatie van de jeugdzorg in 2015 was de achterliggende gedachte van “niemand tussen wal en schip” en “een samenleving laat kinderen gezond opgroeien” inderdaad een mooi perspectief. Omdat gemeenten dicht bij de bewoners staan zouden zij deze gedachte optimaal kunnen realiseren, en een aantal gemeenten heeft daarin ook forse stappen gezet. Maar bij de realisatie werden gemeenten geconfronteerd met een aanbestedingscircus dat tot gevolg had dat de lichte zorghulp exponentieel groeide, terwijl de complexe zorgvragen bleven liggen. Immers vanuit een marktgericht aanbod is het veel aantrekkelijker om zich te richten op korte termijn hulp waarmee snel resultaten worden geboekt. Complexe vragen eisen een langdurige investering, en de uitkomst blijft onzeker. Vaak is een beperkte verbetering het maximaal haalbare.
Een structurele verbetering van de jeugdzorg is niet los te zien van de manier waarop de samenleving is geordend en de wijze van reageren op afwijkingen van de normen. Gelukkig hoor ik steeds vaker dat het niet moet gaan om het financieel rendement van interventies, maar om het maatschappelijk rendement. Dat is de kern van het verhaal. Als het financieel rendement voorop staat, zijn snelle investeringen de dominante werkwijze, wat vooral leidt tot pleisters plakken. Maar als het maatschappelijk rendement het uitgangspunt is dan is de maatschappelijke waarde de toetssteen voor interventies. In dat geval moeten we de organisatie van veel maatschappelijke sectoren, waaronder onderwijs, gezondheidszorg en de jeugdzorg opnieuw tegen het licht houden. De roep dat de jeugdzorg anders moet, kan alleen een goede invulling krijgen als het maatschappelijk fundament wordt aangepakt, en als het investeren in het samenleven prevaleert boven economisch rendement.