De koopkracht van huishoudens daalt in 2022 en 2023 met vier procent, ondanks het prijsplafond dat het kabinet instelt. Dat blijkt uit een raming van het Centraal Planbureau (CPB). De oorzaak van de koopkrachtdaling is de hoge inflatie en de daarbij achterblijvende loonstijging.
Het CPB heeft voor het eerst het gevolg van alle kabinetsplannen voor de koopkracht doorgerekend. Daaruit blijkt dat ondanks het prijsplafond op energie, de koopkracht dit jaar en volgend jaar met zo’n vier procent daalt. Wel houdt het prijsplafond een verdere koopkrachtdaling tegen. De koopkracht geeft aan hoeveel een gemiddeld huishouden kan kopen met het beschikbare inkomen, een loon of uitkering, nadat de inflatie is verrekend. Volgens het CPB kunnen Nederlanders minder kopen met hun inkomen, vooral doordat de inflatie hoger is dan de stijging van cao-lonen.
Er heerst een grote onzekerheid over hoe de energieprijzen zich zullen ontwikkelen. Hierdoor heeft het CPB een basisscenario en drie andere scenario’s met verschillende energieprijzen gepubliceerd. Uit het basisscenario blijkt dat ongeveer 430.000 huishoudens het risico lopen om hun vaste en noodzakelijke kosten niet te kunnen betalen. In een streng winterscenario met hoge prijzen stijgt dit aantal naar 500.000.
De overheidsinstantie, die een belangrijk adviseur is van het kabinet, stelt dat het prijsplafond een tijdelijke oplossing is voor de hoge energieprijzen, die zullen blijven aanhouden. ‘’Een structureel probleem vraagt om structurele oplossingen, het huidige prijsplafond is dat niet’’, zegt CPB-directeur Pieter Hasekamp.
Daarnaast waarschuwt Hasekamp voor de gevolgen van de maatregel. Het prijsplafond kost de overheid zo’n acht miljard euro en deze rekening schuift door naar de toekomst, volgens Hasekamp. Daarbij hebben niet alle huishouden de compensatie financieel nodig. Bovendien neemt het prijsplafond de prikkel weg tot ‘de noodzakelijke energiebesparing en verduurzaming’. ‘’Ook kan het huidige beleid de energieprijzen en de inflatie verder opstuwen en verstoort het plafond de werking van de energiemarkt.”
Volgens het CPB moet het koopkrachtherstel uiteindelijk in de eerste plaats komen uit een ‘aanpassing van de lonen’. ‘’Overheidsbeleid kan het beste gericht worden op verduurzaming en energiebesparing en gerichte compensatie van de meest kwetsbare huishoudens.”
Op Prinsjesdag werd bekend gemaakt dat naar verwachting de koopkracht met bijna drie procent zou dalen en in 2023 zo’n 1 miljoen huishoudens in financiële problemen zouden raken. Daarbij was geen rekening gehouden met het prijsplafond dat een dag eerder werd afgesproken.