Klaver geeft openlijk toe dat hij het niet alleen kan en de anderen nodig heeft.
Jesse Klavers flirt met de drie andere progressieve partijen ontmoet tot nu toe vooral schampere en cynische reacties (zie bijvoorbeeld NRC Handelsblad , 24 februari). Dat is jammer, maar ook voorspelbaar in het huidige klimaat van ‘eigen identiteitje eerst’. Terwijl een stembusakkoord tussen GroenLinks, D66 en PvdA (en zo mogelijk de SP) de enige manier is om de komende verkiezingen tot een werkelijk ‘Keerpunt 21’ te maken. De uitslag ervan is namelijk net zo voorspelbaar: allen tegen allen, en aan het einde wint Mark Rutte.
In de politiek hangt alles ervan af hoe stijlvol een bepaalde inhoud voor het voetlicht wordt gebracht. Een opvallend stijlverschil tussen GroenLinks en de anderen is dat Klaver openlijk toegeeft dat hij het niet alleen kan en de anderen nodig heeft. Samenwerking is beter dan soleren in de marge en elkaar vliegen afvangen. Zo kan een collectieve zwakte (drie van de vier partijen staan immers op verlies) worden omgebogen tot een collectieve kracht, die de macht van de rechtse partijen, vooral de VVD, eindelijk kan breken.
Het is te gemakkelijk om die ‘lieve’, inclusieve campagnestrategie af te doen als doorzichtig-opportunistisch of als een zwaktebod. De nieuwe houding is tegelijkertijd kwetsbaar én offensief: op de goede manier onzeker én ambitieus. Zij wordt wel degelijk aangejaagd door zelfvertrouwen en de wil om te winnen, maar ook door het nuchtere besef: winnen kan GroenLinks niet alleen. Geloven D66, de PvdA en de SP werkelijk dat ze dit in de nabije toekomst wél kunnen?
Klaver noteert dat de vier partijen complementair zijn en elkaar grotendeels overlappen in hun kernwaarden en hoofdpunten van beleid. Dat wil ook zeggen dat ze incompleet zijn zonder elkaar. Maar vaak zitten de vier nog hoog op hun eigen stokpaardjes. GroenLinks zelf denkt te vaak dat alles groen is en groen alles is. D66 beschouwt zichzelf graag als de redelijkheid zelve – en anderen snel als onredelijk. De SP koestert zich in het ware socialistische gelijk. En de PvdA gelooft nog steeds de enige echte volkspartij te zijn, vanwege haar spagaatstand tussen hoger en lager opgeleide kiezers.
In een flirt is het logisch dat de player de minder aantrekkelijke kanten van zijn partner met de mantel der liefde bedekt. Klaver roemt de vrijzinnigheid, de groene sensibiliteit en de onderwijsliefde van D66, maar ziet de harde meritocratische kant van die partij over het hoofd, of verluchtigt die tot het voordeel van een betere relatie met het grote bedrijfsleven. Ook met de SP worden niet de verschillen aangezet (Europa, de groene politiek, hij vergeet nog de autoritaire partijcultuur), maar juist de overeenkomsten: het bestrijden van ongelijkheid en armoede en het herstel van de verzorgingsstaat. Zo zouden de anderen de ‘elitaire groene Gutmensch’ in de boezem van GroenLinks misschien wat meer kunnen relativeren.
Is die mantel der liefde niet juist nodig om het eigen kleine gelijk in de spaarstand te zetten, ter ere van een hoger doel? VVD en CDA, PVV en FvD zijn de echte tegenstanders, niet de buurman met wie het zo gezellig kibbelen is. Klavers ‘zwaktebod’ is natuurlijk campagnestrategie, maar zijn bod is gedurfd en innemend. Juist nu moeten progressieve partijen zich een bredere blik aanmeten dan alleen die naar binnen en alleen recht vooruit langs de oogkleppen. Inderdaad: ‘De tijd na corona is de afspraak van deze generatie progressieve politici met de geschiedenis. Daarop zullen wij in de toekomst worden afgerekend’. Dat zijn grote woorden, maar er staat veel op het spel, en de tijd voor kleine politiek is voorbij.