Kiezers hebben een afkeer van lafheid. En als er iets is waar linkse politici in ons land nog wel in uitblinken, dan is het lafheid
Links heeft een opdonder gehad. Nooit eerder lag de rode taartpunt in de Tweede Kamer er zo geplet en verkruimeld bij. 37 zetels hebben de gezamenlijke linkse partijen. Een ongekende decimering, die – nadat de verkiezingsuitslag bekend werd – schreeuwde om een verklaring. Die zoektocht naar een verklaring is voorbij. Er is een schuldige gevonden: de identiteitspolitiek. De nederlaag is te wijten aan de linkse obsessie met identiteit. Daar is iedereen het inmiddels over eens: de fractieleiders, en vooraanstaande opiniemakers als Ewald Engelen.
Het is een diagnose, die werd opgesteld en overgenomen uit Amerika, onder meer uit een invloedrijk opiniestuk over de verkiezing van Trump uit de New York Times – The end of identity liberalism van Mark Lilla. Het artikel is stukgelezen door de linkse elite. De boodschap ervan weerklinkt als een hangende plaat in elke discussie over de verkiezingsnederlaag van Hillary Clinton. Links, schrijft Lilla, sterft een stille dood als het zijn ’narcistische’ fixatie op minderheden niet stopt. Als de linkse Oostkust-elite blijft hameren op vrouwenrechten en homorechten – op genderneutrale toiletten en Black Lives Matter – dan kwijnt het weg.
Maar Lilla’s opiniestuk – zo bleek al snel – rammelde aan alle kanten, en bezweek onder de vernietigende kritiek. Het hoofdkritiekpunt was de verkiezingsuitslag zelf. Clinton had niet minder stemmen dan Trump gekregen, maar meer , zelfs onder blanke arbeiders in de rust belt. Hoewel de campagne op identiteit fixeerde, kwam Clinton als overwinnaar van de popular vote uit de bus, met bijna drie miljoen stemmen meer dan Trump, een opmerkelijk resultaat gezien haar oncharismatische optreden. Nog duidelijker was deze trend in het Verenigd Koninkrijk. De onverzettelijkheid waarmee Labourleider Jeremy Corbyn pal stond voor minderheden kostte hem geen zetels.
Maar hoe onvergelijkelijk anders was de situatie in Nederland. Hier werd het racisme niet adequaat gepareerd door links. En juist hier verloor links zetels. Het is niet verwonderlijk: kiezers hebben een afkeer van lafheid. En als er iets is waar linkse politici in ons land nog wel in uitblinken, dan is het lafheid. Uit lafheid tolereert links het racisme. Want wie zegt identiteitspolitiek af te zweren, die zegt eigenlijk: ik tolereer racisme. Het is de capitulatie aan rechts. Het is een strategische aftocht voor de aanstormende hordes van Wilders, Buma, Rutte en Baudet. Het is ingegeven door de angst voor intimidatiecampagnes van geenstijl. De angst om extreemlinks genoemd te worden in de media, om kiezers voor het hoofd te stoten. Het is – kortom – de angst om het voortouw te nemen, om te leiden, en een radicaal eigen visie te presenteren, zowel cultureel als sociaal-economisch.
Het is deze angst, die de kiezers ruiken, niet in de laatste plaats rond de SP. De SP lijkt zich nog altijd als protestpartij te willen profileren. Een protestpartij hoeft nooit te regeren. Lekker knus in je eigen hoekje. Wel zo veilig. Maar je verovert er de regeringsmacht niet mee.
En Groenlinks? Groenlinks lijkt op het eerste gezicht in beweging. Jesse Klaver gaat zijn strategie verleggen. Hij wil de partij verbreden, minder elitair worden. Hij heeft aangekondigd op pad te gaan in het land, op ’kantinetour’ langs ’schaftketen’. Partijleden werven onder het volk. Waarover hij het met ze gaat hebben? Niet over ’identiteitspolitiek’ in elk geval, heeft hij al laten weten. En zeker niet over zwarte Piet. Dat zou hij toch niet helemaal aandurven. Want je weet maar nooit. Je weet nooit waar die gewone Nederlanders toe in staat zijn.
Ja, ik zie hem al zitten in de schaftkeet, aan het opklaptafeltje, een bekertje koffie in zijn hand, toch wel een beetje nerveus. Hopelijk zullen ze geen harde grappen tegen hem maken. Ja, ik hoop maar dat ze een beetje aardig voor hem zijn.