Van de gebruikelijk lage verkiezingsopkomst voor de waterschappen profiteren al jaren de boerenpartijen.
Het leek goed nieuws. Afgelopen najaar kondigde VVD-minister Mark Harbers van Infrastructuur en Waterstaat een fonkelnieuw waterbeleid aan. Het roer om. Voortaan zouden water en bodem leidend zijn bij wat we in een gebied doen. Grondwaterpeil omhoog en regen langer vasthouden in de bodem. Een beleid dat ook in Joop van diverse kanten is bepleit.
Maar Harbers heeft intussen onder druk van de agro-lobby en zijn collega van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een verbod op het oppompen van grondwater rond natuurgebieden uit zijn plannen geschrapt. Ook een vergunningsplicht voor het oppompen van grondwater is gesneuveld.
Nu moeten lagere overheden als provincies, waterschappen en gemeentes per gebied de uiteindelijke maatregelen nemen, en mogen daarbij afwijken van de keuzes die het ministerie maakt. Slecht nieuws dus. Nog meer geitenpaadjes die naar niets leiden.
Daarom zijn de komende verkiezingen voor de waterschappen zo belangrijk.
Media komen bij het woord waterschap steevast met de oude geschiedenis van groepjes monniken en boeren die met elkaar wat dijkjes en terpen opwierpen in de strijd tegen het water. Maar door de gruwelijke overstromingen ten gevolge van stormvloeden rees al in de dertiende eeuw de noodzaak van een grootschaliger aanpak.
Op het boerenerf van mijn grootvader in Zoetermeer stond een paal die de grens aangaf van drie hoogheemraadschappen – zo genoemd vanwege hun ‘zeewerende’ functie. Rijnland (1255), Schieland (1273) en Delfland (1289).
Acht eeuwen later is er opnieuw behoefte aan een grootschaliger aanpak. Eind vorig jaar stelde het KNMI na het zoveelste droge jaar op rij officieel vast dat in ons land structureel sprake is van gevolgen van klimaatverandering. Hoe meer het klimaat verandert, hoe droger het zal worden. Nog meer boeren die hun gewassen zien verpieteren, vaarwegen die te ondiep worden voor de binnenvaart en bos- en heidegebieden die in brand vliegen. Europese onderzoeken voorspellen nog meer jaren winterdroogte.
Tegelijkertijd neemt de kans op rampzalige overstromingen toe, zoals in 2021 in Limburg.
Nederlandse waterschappen blijken in hun huidige samenstelling volstrekt niet toegerust voor de aanvankelijk door Harbers gevraagde transitie.
Journalist Theo Dersjant bezocht gedurende het jaar 2012 de vergaderingen van zijn waterschap Rivierenland en publiceerde daarover het interessante boek Oud bestuur (2014).
Het waterschap bleek een coterie van boerenbelangenbehartigers te zijn, de dijkgraaf was dan ook niet neutraal en de meeste boerenbestuurders waren lid van het CDA. Bezetten dus niet alleen maar de zo heftig verdedigde geborgde zetels. Buitenstaanders werden volstrekt niet serieus genomen. En Rivierenland vormde geen uitzondering.
Sindsdien is er veel veranderd. Met name werd de laatste jaren een aantal zeer cruciale problemen zichtbaar.
Onze waterkwaliteit blijkt de slechtste van Europa. Zo slecht dat de Europese Unie het mestprivilege voor Nederlandse boeren heeft beëindigd. Na allerlei schandalen met grootschalige mestfraude was dit de emmer die de vijver deed overlopen.
Onze rivieren, kanalen, meren, plassen en sloten lijden ernstig onder het gebruik van (kunst)mest en pesticiden. Liefst 99 procent van het wateroppervlak verkeert in slechte staat. Daarmee komt de biodiversiteit steeds meer in gevaar en wordt de productie van drinkwater al maar lastiger en duurder.
Die slechte staat kan de Nederlandse belastingbetaler in de toekomst enorme Europese boetes opleveren.
Wat te doen? Industriële ondernemers betalen al een halve eeuw voor de verontreiniging die ze veroorzaken, volgens de EU-regel de vervuiler betaald. Dat heeft geholpen.
Sindsdien is telkens geprobeerd om volgens de EU-regel ook een verontreinigingsheffing voor boeren in te voeren. Tot op de huidige dag heeft de agrarische lobby dat weten te voorkomen.
Want te ingewikkeld, oordelen de waterschappen. Volgens hen is het overigens niet zo dat de agrarische sector helemaal niet betaalt voor maatregelen ter verbetering van de oppervlaktewater kwaliteit. Boeren betalen namelijk een watersysteemheffing. Maar ook hierin zijn de lasten van de boeren een stuk naar de burger verschoven. In 1995 brachten boeren nog 33,6 procent van de watersysteemheffing op, in 2022 nog een schijntje van 11,1 procent, volgens de Groninger belastingonderzoeker Corine Hoeben.
Terug naar de grondwaterstand. Die houden de waterschappen voor de boeren kunstmatig laag. De poten van het vee zouden namelijk kunnen wegzakken. In werkelijkheid gaat het om de loeizware landbouwmachines. Door de te lage stand wordt het bodemleven bedreigd, sterven massaal gezonde bomen, verkeren natuurgebieden in een belabberde toestand en verdrogen vooral de veenweiden sterk, waardoor er een negatieve spiraal van bodemdaling ontstaat. Veengebieden in Nederland stoten totaal evenveel CO2 uit als twee kolencentrales.
En dan hebben we het nog niet gehad over de verzakking van gebouwen. Die gaat in de toekomst miljarden kosten.
Een uitdaging, zou je zeggen. Toch blijken de waterschappen niet vooruit te branden. Ze maken in de publiciteit goede sier met hier en daar kleine snippertjes natuur waarin het water een kans krijgt. Ziet er mooi uit op zo’n landgoed. Maar in 99 % van het waterschapsgebied blijft het grondwaterpeil laag en mogen de boeren ’s zomers blijven ‘beregenen’. In gewoon Nederlands: pompen.
Dezelfde passiviteit kenmerkt de waterschappen als het om handhaving gaat.
Boeren gooien sloten en greppels massaal dicht om meer mest te kunnen uitrijden. Zie boven. Maar ze hebben het nu eenmaal moeilijk, vindt het waterschap.
Onlangs stond in de Volkskrant een gruwelverhaal over de weigering van het Wetterskip Fryslân om een smeerpijp aan te pakken die tonnen stikstof en fosfaat als ‘gezuiverd afvalwater’ in de Waddenzee loost. Die pijp begint bij de FrieslandCampina-fabriek in Bedum, waar de multinational van een miljard liter melk per jaar kaas maakt en ingrediënten voor babyvoer. Het bedrijf heeft hiervoor geen vergunning, dus (?!?!) gaat het waterschap dit afvaltransport nu ‘legaliseren’.
FrieslandCampina zit ook bij mij in de buurt. Haar megafabriek lekte een paar jaar geleden gif in ons riviertje de Berkel. Wat te doen vroeg het waterschap Rijn en IJssel zich af. Kiezen voor massale vissterfte en grootscheepse vervuiling van de Berkel bij Borculo en Lochem? Of de fabriek op zwart zetten en boeren met een probleem opzadelen: geen melk meer kunnen leveren. Natuurlijk koos de waterschap voor vervuiling en vissterfte. Veel dode vissen en bijna een miljoen aan kosten voor het waterschap, cq de belastingbetaler, voor herstel-, schoonmaak- en onderzoekswerkzaamheden. Kan een multinational als FrieslandCampina die kosten niet zelf ophoesten? Maar het waterschap Rijn en IJssel is er voor de agro-industrie. Net als het Wetterskip Fryslân en de waterschap Vallei en Veluwe.
Kijk naar de grootschalige multinationale papierindustrie in het dorpje Eerbeek, die volgens boswachters en andere deskundigen vrijwel al het water onder de Veluwe wegpompt. Dat wordt absoluut niet aangepakt door Vallei en Veluwe. Desgevraagd verwijst de voorlichter de formele verantwoordelijkheid door naar de provincie Gelderland. Waterschap Vallei en Veluwe is ook een van de vele die niet kunnen vertellen hoeveel water in totaal door haar boeren wordt opgepompt. Uit landelijke berekeningen blijkt dat boeren bijna veertig procent meer grondwater onttrekken dan de waterschappen registreren. Tientallen miljoenen ongeziene kubieke meters water.
Het roer moet dus radicaal om bij de waterschappen. De dominantie van de boeren moet weg. Veel politieke partijen vaardigen agrariërs af om zitting te nemen in de waterschapsbesturen: ongeveer een kwart van de leden van de fracties van het CDA en de VVD is boer. Van de fractieleden van regionale partijen is 59 procent boer. En dan heeft het CDA ook nog mantelorganisaties, zoals in Limburg waar de christendemocraten zogenaamd zelf niet meedoen.
Van de drie waterschappen die ik hierboven noemde, hebben de dijkgraven niet toevallig alle een CDA-achtergrond.
Maar het kan nog erger.
In de jaren na het onderzoek van Theo Dersjant zijn de boerenorganisaties aan het radicaliseren – ook in de waterschappen. Met de komst van de BoerBurgerBeweging worden ze helemaal gepolariseerd. Een voorbeeld zien we rond de Zuidplaspolder in het Groene Hart. U weet wel, in die Randstad waar ze niet begrijpen van onze problemen op het platteland. In de laagste polder van Nederland placht men net als elders het slootwater weg te pompen om de weiden droog te houden. Daardoor daalde de bodem nog meer en werd het waterpeil weer verder verlaagd. Uiteindelijk barstte de grond open.
Daarom heeft het waterschap Schieland en de Krimpenerwaard onlangs besloten het waterpeil bij wet te fixeren en definitief nooit meer te verlagen. Een unanieme beslissing maar liefst, na wat ruimhartige toezeggingen ook gesteund door de boeren. Maar in de campagne van de BBB wordt gewoon weer geëist dat het peil in de Zuidplaspolder kan worden verlaagd.
Er dreigt dus een ruk naar rechtspopulisme in de waterschappen. Het roer om in de verkeerde richting. Die van de klippen.
Mensen, ga daarom deze keer wel stemmen. Van de gebruikelijk lage verkiezingsopkomst voor de waterschappen profiteren al jaren de boerenpartijen en zal dus alles bij het oude blijven.
Er is gelukkig goed nieuws. Groene partijen genoeg en in de meeste waterschappen zelfs meer dan een.
Partijen die wel een grootschalige transitie aandurven.
Een perspectief, zoals dat heet.