Koning Willem-Alexander vroeg in zijn Kersttoespraak vanuit paleis Huis ten Bosch aandacht voor de mensen die het moeilijk hebben in Nederland. Natuurlijk hen die lijden onder de pandemie maar ook de slachtoffers van de toeslagenaffaire, van de gaswinning in Groningen en bijvoorbeeld de politieagenten en hulpverleners die bij rellen in Rotterdam zwaar belaagd werden.
De koning herinnerde ons er aan dat we elkaar allemaal nodig hebben en dat niemand zonder andere kan. Hij riep op te blijven zoeken naar gemeenschappelijkheden, al lijken de verschillen soms nog zo onoverbrugbaar.
Daarna wees hij op onze rol in de geschiedenis. Hoe zal er later op ons teruggekeken worden? Als een van de voorbeelden noemde hij de bestrijding van klimaatverandering “die door ons is veroorzaakt”. Hij merkte op dat een ieder vaak meer kan veranderen dan je zelf voor mogelijk houdt en sloot af met de bekende joodse zegswijze: wie een leven redt, redt de hele mensheid.
Hier de volledige tekst:
“In oktober kreeg ik dit eerste exemplaar van de nieuwste Bijbelvertaling. De oude bronnen zijn op basis van de nieuwste inzichten omgezet in de taal van onze tijd. Ook het Kerstverhaal.
Een weerloos kind als teken van hoop. Het verhaal van de geboorte van Jezus blijft tot de verbeelding spreken. Het is in alle tijden en op alle plekken verteld. In feestelijk verlichte kerken. Maar ook in barakken en schuilkelders. Overal en steeds weer geeft het mensen troost en moed. Ook nu, deze Kerst, die noodgedwongen zoveel soberder en stiller is dan wij allemaal hoopten.
Verhalen geven zin en betekenis aan ons leven. Door verhalen te vertellen en ernaar te luisteren, verbinden we ons met elkaar.
Ieder van ons heeft zijn eigen verhaal. Wij mensen zijn immers heel verschillend. We kijken op heel verschillende manieren tegen het leven aan.
We zijn vrij om te denken en geloven wat we willen. Vrij om ons eigen wereldbeeld te vormen en onder woorden te brengen. Gelukkig maar!
Ik heb het voorrecht om in mijn werk de meest uiteenlopende mensen te ontmoeten en hun persoonlijke verhaal te horen.
Soms is dat een verhaal van moed en doorzettingsvermogen.
Zoals in het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis in Dirksland, waar een verpleegkundige me vertelde over de uitputtingsslag van veel patiënten op de IC. Ik moest meteen denken aan de uitputtingsslag die het voor haar en haar collega’s moest zijn. Een krachtsinspanning tot op de dag van vandaag van al die fantastische artsen, verpleegkundigen en zorgmedewerkers die maar doorgaan en doorgaan voor onze gezondheid.
Ik hoor ook verhalen van trots en ambitie.
Studenten op de TU Delft die werken aan de mobiliteit van morgen: schoon en klimaatneutraal.
En het bedrijf in Deurne. Het maakt elektrische bussen met lichtgewicht materialen en technieken uit de luchtvaart. De medewerkers vertelden me hoe ze met een klein clubje waren begonnen en hoe trots ze waren op het succes van hun team.
In andere verhalen die ik hoor staan zorgen en spanningen centraal.
Een boerengezin in Overschild, in Groningen, met een melkveebedrijf. Kan een van de kinderen het bedrijf straks nog wel overnemen, met alle ellende van lekkende mestkelders en andere aardbevingsschade?
Mensen van de politie, brandweer en ambulancezorg die ik vorige maand ontmoette in Rotterdam, na het redeloze geweld daar. Een politieman met 37 jaar ervaring zei: ‘dit heb ik nog nooit meegemaakt’. Een jonge agent vertelde me hoe hij zich ontfermde over een slachtoffer en met stenen werd bekogeld.
Soms hoor ik verhalen van intense boosheid en vertwijfeling.
Grote indruk maakte op mij het gesprek met een groep ouders die bekneld zijn geraakt in de toeslagenaffaire. Nederlandse burgers wier leven verwoest is. Een van hen vertelde hoe ze als klein meisje met haar ouders naar Nederland was gekomen. Haar vader en moeder hadden haar steeds voorgehouden: als je je best doet en hard werkt, kan je in dit land ver komen. Nu zat er een ontgoochelde vrouw tegenover me. Dat raakte me diep.
Er zijn nog veel meer verhalen die ik me herinner. Hoe verschillend ze ook zijn, het valt me op dat er toch ook veel gemeenschappelijks in zit. Steeds weer komen dezelfde elementen terug.
Steeds weer – bij iedereen – is er de behoefte om gehoord te worden. Kijk naar me. Luister naar me. Verplaats je in mijn situatie. Laat me erbij horen. Laat me een bijdrage leveren!
Het ontbreekt ons niet aan verhalen, maar het kost ons soms moeite om ernaar te luisteren en de mensen erachter te zien. Zelfs als we weten dat we het op één onderwerp absoluut nooit eens kunnen worden, moeten we blijven zoeken naar wat we wel met elkaar delen. Ook al liggen standpunten ver uit elkaar: we moeten blijven samenleven.
Te midden van alle onzekerheid is ieder mens op zoek naar verbinding. Zelfs onder het dikste pantser leeft altijd het verlangen om samen met anderen aan een betere toekomst te werken.
Misschien ligt daarin wel de kiem voor een gezamenlijk verhaal.
Wat ik zie, is de bereidheid van heel veel mensen – jongeren en ouderen – om mee te helpen aan de oplossing van problemen die ons allemaal raken. Zoals de coronapandemie. Maar ook de klimaatverandering, die we zelf hebben gecreëerd en waarvan we nu de gevolgen aan den lijve ondervinden.
Daar samen iets aan doen. Kiezen voor een wenkend perspectief, voor een gezamenlijke onderneming ter bescherming van ons leven op aarde. Ook dát kan een deel van ons verhaal zijn. Een groot verhaal zelfs…
In een samenleving zonder verhaal kun je moeilijk geloven. Dat verhaal maken we zelf. Een nieuw kabinet kan daarbij niet worden gemist. Iedereen is nodig.
Wij maken de geschiedenis.
Welk verhaal zal men later over ons vertellen? Welke inbreng leveren wij?
De invloed van ieder van ons is groter dan we vaak denken.
Een mooi Joods gezegde luidt: als je één leven hebt gered, heb je de mensheid gered.
Ik wens U allen – waar U zich ook bevindt en hoe Uw persoonlijke omstandigheden ook zijn – een gezegend Kerstfeest.”