Op de rotondes, en ook bij de tollen (‘péages’) van de snelwegen – waar de gele hesjes de hefbomen voor de automobilisten omhooghouden, zodat ze niet hoeven te betalen – worden mensen op elkaar verliefd
In Frankrijk zijn de rotondes verzamelplaatsen geworden. Je trekt een geel hesje aan en je hoort erbij. Strak zit het hesje wel, want eronder draag je meerdere lagen textiel: truien, jekkers. Daarbij mutsen en sjaals. In metalen tonnen worden vuurtjes gestookt. Je kunt er je handen komen warmen.
De mensen die langsrijden zijn meestal goedgezind. Ze hebben op hun dashboards opgevouwen hesjes liggen. Ze wuiven, toeteren. Niet allemaal – natuurlijk niet. Maar genoeg om je ervan te overtuigen dat je geen gevaarlijke oproerkraaier bent. Want zo word je niet gezien. We zijn hele gewone mensen die van onze vrijheid van burgers gebruik maken om onze wensen kenbaar te maken aan een regering die zich doof houdt. Dat is alles.
Van de minister moeten de rotondes nu worden ontruimd. Het zag er sowieso naar uit dat met de feestdagen de gele hesjes-beweging wat zou tanen (om na Nieuwjaar, zo wordt voorspeld, weer op te vlammen – maar zien…). Toch was op de rotonde die ik twee dagen geleden passeerde de kleur geel nog alom aanwezig. Met hier en daar een tint rood: mensen in kerstmannen-kostuums en met rode mutsen op. Ook zag ik ergens een foto met daarop een reusachtige opblaas-kerstman, hij stond midden op een rotonde, bij een groot supermarktencomplex. Ze hadden hem van een geel hesje voorzien.
De grote dwarskijker De Franse regering heeft van alles geprobeerd om de beweging van de gele hesjes (‘ gilets jaunes ’) in diskrediet te brengen. Omdat de regering met hand en tand de belangen van de allerrijksten verdedigt, kon zij daarbij op de steun rekenen van het overgrote deel van de officiële media, eigendom van zes à zeven miljardairs. Ze hebben geprobeerd verdeeldheid onder de gele hesjes te zaaien door hen van extreemrechtse ideeën te beschuldigen. Of omgekeerd van extreemlinkse terreur, door het marginale gegeven van de vernielingen bij de betogingen enorm uit te vergroten. Het is ze niet gelukt.
De regering heeft concessies gedaan, mondjesmaat, en ook hier in de hoop tweespalt te zaaien. Sommige categorieën kregen wat toegestopt, andere niets. De regering hoopte dat degenen die de paar beloofde kruimels kregen zich van de zaak zouden aftrekken. Ze vergisten zich.
En na al die tijd, vanaf de eerste oproep tot manifesteren, begin november, tot vandaag de dag is de beweging van de gele hesjes een maatschappelijk verschijnsel geworden dat een blijvend karakter begint te krijgen. Tot nog toe heeft geen enkele politieke partij er de hand op kunnen leggen, geen enkele maatregel van de regering heeft de onderlinge solidariteit aangetast, een meerderheid van de Fransen blijft van zijn sympathie voor de beweging getuigen.
Iedereen is het erover eens: zolang president Macron de allerrijksten, de banken en de grote multinationals blijft bevoorrechten door privatisering, door de afschaffing van de fortuinbelasting, door gebrek aan een energieke aanpak van belastingontduiking en fraude, door het op de helling zetten van sociale zekerheden, blijven we samen.
De politie wordt steeds grimmiger in zijn optreden. Ze krijgen orders. Bij manifestaties gaan ze flink buiten hun boekje, ze pakken mensen op voordat ze met manifesteren zijn begonnen, alleen omdat ze een geel hesje bij zich hebben, ze gooien traangasbommen in de menigte, schieten flash-balls af. Gevolg: een dode, honderden gewonden. Amnesty International trekt aan de bel. De noodtoestand die in Frankrijk twee jaar geleden, na de terroristen-aanslagen, werd uitgevaardigd, wordt nu gebruikt om gewone demonstraties de kop in te drukken. Frankrijk wordt een politiestaat. En toch, we blijven samen – tégen.
De eerste gele hesjes-baby We blijven samen tégen – en ook gewoon voor. Voor wat? Voor de gezelligheid. Er wordt steeds vaker gesproken over verbroedering. Liberté, égalité, fraternité. Liberté – wordt in groeiende mate ingesnoerd. Egalité – is steeds verder te zoeken. Fraternité – we waren het vergeten, we vinden het terug. Op de rotondes, en ook bij de tollen ( ‘péages’ ) van de snelwegen – waar de gele hesjes de hefbomen voor de automobilisten omhooghouden, zodat ze niet hoeven te betalen – worden mensen op elkaar verliefd. Op 8 december is bij de péage van Tarbes-Est, in het departement van de Hautes-Pyrénées, een huwelijk gesloten. De burgemeester, blijkbaar voorstander van de gele hesjes, voorspelde dat het jonge stel zou gaan ‘leven van liefde en koud water’. Ze doelde hiermee op de waterkanonnen waarmee de politie de gele hesjes uiteen probeert te drijven.
Er worden op de rotondes zelfs kinderen geboren. Op dinsdag 11 december reed een ambulancier zijn hoogzwangere vrouw naar de Bretonse stad Quimper om daar in het ziekenhuis te bevallen. Maar de baby had blijkbaar haast, en nog voor Quimper, bij de grote rotonde van Trojalac’h, begon het baren. De vader zette zijn ambulance langs de weg, op de rotonde, en daar kwam toen het kind ter wereld. Een gezonde baby. Op de rotonde hadden zich sinds vroeg in de ochtend tientallen gele hesjes verzameld. Ze verklaarden zich tot peetouders van het kind. Een paar dagen later kwam een delegatie de moeder opzoeken met allemaal cadeautjes voor de ‘eerste gele hesjes-baby’.
Gemeenschap Een paar dagen geleden werd op France Culture een radioprogramma uitgezonden waarin een bekende journaliste van Le Monde werd geïnterviewd. Ze had een week lang te midden van een groep gele hesjes geleefd, op een rotonde bij het stadje Marmande, in de Lot-et-Garonne. Haar verslag was onthullend. Wat haar het meeste was opgevallen, was het aantal mensen dat voor het eerst na jaren en jaren van teruggetrokkenheid weer zoiets als een gemeenschap vond.
Ze vertelde over mensen die zich bij de gele hesjes hadden gevoegd en die om te beginnen met niemand een woord hadden willen wisselen. Ze bleven maar kort, kwestie van aftasten. De volgende dag bleven ze wat langer, ze kregen wat meer zelfvertrouwen. De derde dag kwamen de tongen los – en goed los. Alsof ze na jaren eindelijk konden zeggen wat ze op het hart hadden.
Het ging om mensen die al jaren van de ene uitzichtloze stage naar het andere korte-contract-baantje werden geslingerd, en die in de tussentijd van de bijstand leefden. Ze voelden zich losers, schaamden zich, soms ook tegenover hun eigen kinderen, bleven daarom zoveel mogelijk thuis, met de televisie aan.
Overigens mensen met vaste fatsoensregels, die niets moesten hebben van volk dat van de sociale voorzieningen profiteert en daarbij geld verdient aan louche zaakjes. Kortom ‘brave’ Fransen die vanuit de lagere middenstand naar de onderkant afzakken. Veel alleenstaande moeders ook. Er waren erbij die na aftrek van alle vaste lasten (huur, gas en elektriciteit, verzekering, auto, benzine enzovoort) per maand zo’n 150 euro overhouden om zichzelf en hun kinderen te voeden en te kleden. De journaliste had een oude man zien huilen: wie had gedacht dat eens mijn kinderen aan het einde van de maand hun heil moesten gaan zoeken bij de voedselbank?
De journaliste van Le Monde had ook een gesprek gehad met de burgemeester van Marmande. Wat voor hem zo’n merkwaardige gewaarwording was geweest, was dat hij veel gele hesjes op de rotonde nooit eerder was tegengekomen. Ze waren bewoners van zijn kiesdistrict, maar ze hadden blijkbaar een volstrekt teruggetrokken, verborgen bestaan geleid. De burgemeester had de vergelijking getrokken met de opkomst op het gemeentehuis vlak nadat de RMI ( Revenu Minimumd’Insertion ) was ingevoerd. Dat was in 1988. Ook toen grote aantallen mensen die hij nooit eerder had gezien. Ze kwamen zich voor de bijstandstuitkering inschrijven.
En nu Kerstmis Hoe begon het kerstverhaal ook alweer? ‘En het geschiedde in die dagen dat er een bevel uitging vanwege keizer Augustus, dat het hele rijk moest worden ingeschreven. En zij gingen op reis om zich te laten inschrijven, ieder in zijn eigen stad.’ Ook in die tijd moeten allemaal mensen die tot dusver een verborgen bestaan hadden geleid boven de grond zijn gekomen. Ze werden weer zichtbaar, niet alleen voor de Romeinse autoriteten, maar ook meer in het algemeen, domweg omdat ze hun huizen uitkwamen. Ja, ze werden weer zichtbaar.
Op politiek vlak ligt hier waarschijnlijk de grote kans die de gele hesjes-beweging voor Frankrijk betekent: een deel van de bevolking dat onzichtbaar was geworden, want zonder pardon opzijgeschoven in een maatschappij die de onverbiddelijke concurrentieslag tot motor van groei en vooruitgang heeft verklaard, heeft zich massaal ‘laten zien’. Ook zijn tanden. Maar wat veel gele hesjes zich nog lange tijd zullen herinneren, is, naar ik vermoed, vooral de gezelligheid, de verbroedering die ze op hun rotondes hebben ervaren. Op die rotondes waren ze voor elkààr zichtbaar geworden. En dat is het belangrijkste. Rotondes: nieuwe, spontane verzamelplaatsen, waar herders, wijzen uit het Oosten en een jong dakloos stel met een baby rondom een vuurtje in een metalen ton hun handen warmen.
En meer nog dan met de eisen van de gele hesjes (sociale gerechtigheid) hebben dààr de dwars-kijkende machthebbers, hun spreekbuizen, hun geldschieters, de sociale laag die hen draagt, moeite mee. Al die Fransen die elkaar weer ‘zien’! En wat een perfect uitgekozen symbool, zo’n reflecterend hesje! En wat ze natuurlijk helemaal niet uit kunnen staan, is dat op die rotondes iets gebeurt dat niet past in de logica van het systeem dat het hen materieel bevoordeelt en dat ze daarom verdedigen – systeem waarin alles tot marktwaar is geworden, of althans dreigt te worden. Gezelligheid. Gemeenschap. Je hoeft er niet voor te betalen. Zijn ze ten diepste jaloers?