Waar het gaat om vrijheid van meningsuiting denken we meestal aan het recht om ongehinderd onze gedachten en overtuigingen te uiten, zonder bang te hoeven zijn voor censuur of repercussies. Dit recht wordt terecht geprezen als een fundament van democratische samenlevingen. Maar we vergeten dat iedere vrijheid ook z’n verantwoordelijkheid kent. Zeker in tijden als deze, waarin de publieke sfeer steeds meer vervuild raakt met haat en verdeeldheid, is het goed om deze verantwoordelijkheidskwestie eens wat nader te beschouwen.
Vrijheid van meningsuiting stelt ons in staat om te zeggen wat we willen, maar deze vrijheid bestaat niet in een vacuüm. Elke vrijheid komt met verantwoordelijkheden, en het besef van deze verantwoordelijkheden is een belangrijke stap naar een gezondere samenleving. Wanneer we dit negeren, vooral als het gaat om uitlatingen die de sociale cohesie ondermijnen en haat verspreiden, creëren we een gevaarlijke disbalans.
In de afgelopen jaren tot nu zien we een toenemende verspreiding van uitlatingen die diepgewortelde vooroordelen en vijandigheid naar verschillende groepen aanwakkert. De groepen die het vaakst doelwit zijn van dergelijke uitlatingen variëren, maar meestal gaat het om minderheden of kwetsbare groepen die toch al onder druk staan in de samenleving. Dit zijn bijvoorbeeld etnische minderheden, religieuze gemeenschappen, LGBTQ+-personen, migranten, vluchtelingen, en soms zelfs vrouwen of mensen met een bepaalde politieke overtuiging. Deze groepen worden dan gepresenteerd als ‘de ander’ of ‘de vijand’, waardoor angst en woede wordt aangewakkerd. De taal is erop gericht hen te minachten, uit te sluiten of soms zelfs te deporteren en hen de schuld te geven van sociale of economische problemen. Dit leidt tot polarisatie en kan aanzetten tot discriminatie en geweld jegens deze groepen.
De minachtende, verwijtende of beledigende uitingen worden doorgaans fel verdedigd onder het mom van zogenaamde ‘vrije meningsuiting’ en zelfs als ‘stem van het volk’. Dit soort communicatie is zelden neutraal. Het heeft een direct effect op de sociale harmonie. Het probleem is dat de claim van persoonlijke vrijheid ten koste gaat van het besef van de schadelijke impact die dergelijke uitingen kunnen hebben. We eisen ons recht op vrije meningsuiting op zonder de verantwoordelijkheid te erkennen die komt kijken bij het verspreiden van schadelijke of polariserende boodschappen.
Verantwoordelijkheid in de context van vrijheid van meningsuiting betekent niet het inperken van deze vrijheid, maar het erkennen van de impact van onze woorden. Het vraagt om een ethisch besef dat onze communicatie niet alleen een persoonlijk recht is, maar ook een verantwoordelijkheid naar de samenleving toe. Het vereist een balans waarbij de rechtmatige vrijheid om je mening te uiten, wordt afgewogen tegen de verantwoordelijkheid om bij te dragen aan een respectvolle en inclusieve publieke sfeer. Het is van belang dat we de gevolgen van onze uitingen overwegen en de normen van wat sociaal acceptabel is respecteren.
Wat de huidige situatie nog grimmiger maakt is dat veel van de haatzaaiende uitingen afkomstig zijn van politici die een voorbeeldfunctie zouden moeten vervullen. Politici worden verondersteld de normen en waarden van de samenleving te weerspiegelen en te versterken, maar wanneer zij zich inlaten met schelden, minachten en beledigen, normaliseren ze dit gedrag en verlagen ze de standaard voor publieke communicatie.
Het lijkt erop dat de luidste stemmen, de schreeuwers en grootbekken, het meeste gehoord en beloond worden, onder het mom dat zij ‘de gewone man’ vertegenwoordigen. Dit niet alleen ondermijnt de kwaliteit van het openbare debat, maar het draagt ook bij aan een verharding van de samenleving waar respect en fatsoen naar de achtergrond verdwijnen.
Het recht van de grootste schreeuwer lijkt veel op het recht van de sterkste. Degenen die het hardst schreeuwen of het meest agressief en provocerend zijn, worden gezien als ‘sterk’ en bepalen steeds vaker de toon van het debat. Dit is een ongewenste verschuiving, omdat het een cultuur bevordert waarin het volume van een stem belangrijker wordt dan de inhoud van een boodschap.
Wanneer degenen met de luidste stemmen of meest agressieve uitlatingen het debat domineren, verschuift de macht naar hen toe, ongeacht de kwaliteit van hun argumenten. Dit kan leiden tot een normalisatie van agressie en intimidatie als legitieme vormen van communicatie. In plaats van een respectvolle en rationele uitwisseling van ideeën, wordt het publieke debat een arena waarin het volume en de felheid van een boodschap belangrijker worden dan de inhoud.
Als de grootste schreeuwers het voor het zeggen hebben, worden gematigde stemmen en constructieve dialogen overschaduwd. Dit leidt tot een samenleving waarin extremen tegenover elkaar staan, en de ruimte voor nuance en compromis steeds kleiner wordt. We trekken ons terug in onze eigen kampen, waar we ons veilig voelen tussen gelijkgestemden, terwijl de kloof tussen verschillende groepen groter wordt.
Een ander belangrijk gevolg is dat de stemmen van minderheden of kwetsbare groepen steeds verder naar de achtergrond verdwijnen. In een omgeving waar het recht van de grootste bek geldt, worden degenen zonder de middelen of de bereidheid om hun stem te verheffen, gemarginaliseerd. Dit ondermijnt de democratische principes van inclusiviteit en gelijkwaardigheid, en creëert een onrechtvaardige samenleving waarin niet iedereen evenveel gehoord wordt.
Uiteindelijk, als de cultuur van schreeuwen en intimideren de norm wordt, dreigt de samenleving haar democratische waarden te verliezen. Vrijheid van meningsuiting, respect voor de ander, en het vermogen om constructief met meningsverschillen om te gaan, vormen de kern van een gezonde democratie. Wanneer deze waarden worden verdrongen door het recht van de grootste bek, dreigt de democratie te verworden tot een arena van machtsvertoon, waarin de sterkste wint en ‘de stem van het volk’ verdwijnt in het gekrakeel.