Jetten pleit niet alleen voor een sterke overheid die ingrijpt om het ontspoorde kapitalisme te temmen, hij houdt ook een pleidooi voor idealen
‘Jetten wil een miljonairstaks’, meldden de media opgewonden na de lezing die de nieuwe leider van D66 maandagavond gaf in de sjieke Haagse Sociëteit De Witte, een plek zo deftig dat tot twintig jaar terug de mannen en vrouwen er nog gescheiden werden. De NOS daarentegen, waar de redacteuren naar verluidt bij aanvang van hun dienst een geel hesje aan moeten trekken, legde in de berichtgeving de nadruk op een opmerking die Jetten bij nader inzien helemaal niet gemaakt had. Iets over homo’s en migranten waar de lezing verder ook niet over ging. En NRC constateerde dat alles wat Jetten voorstelde al in het regeerakkoord of partijprogramma stond.
Zo voldeden de media precies aan dat waar Jetten bij aanvang van zijn Kerdijk-lezing voorzichtig over klaagde. Hij zei blij te zijn dat hij nu eens de tijd en gelegenheid kreeg om een visie uiteen te zetten. Dat lukt niet in een paar tweets, de dagelijkse stroom van korte mediareacties of gesprekjes in talkshows.
De jonge partijleider begon zijn rede en zette de grootste aardverschuiving die D66 sinds Van Mierlo heeft meegemaakt in gang. In een half uur veegde hij de hele erfenis van Pechtold van tafel.
Context is alles, zei Freek de Jonge in een van zijn laatste shows en dat geldt ook hier. De Kerdijk-lezing is vernoemd naar Arnold Kerdijk, een gedreven politicus uit de 19e eeuw die zich inzette voor sociale rechtvaardigheid. Bijvoorbeeld door de Rijkspostspaarbank op te richten waarbij arbeiders veilig konden sparen. Hij was ook oprichter van de Vrijzinnig Democratische Bond, een partij waar later zowel de PvdA als de VVD uit voort zijn gekomen. Het is vruchtbare grond voor de progressief-liberalen van D66 en een prima plek om een nieuwe stip op de horizon te zetten: daar gaan we heen.
Jetten begon met een anekdote te vertellen over Arnold Kerdijk die op de kop af 145 jaar geleden, op 16 februari 1874, aan de Goudsesingel in Rotterdam een bijeenkomst bijwoonde van het ‘Comité ter Bespreking van de Sociale Kwestie’. Dat was niet zo maar een comité en niet zo maar een kwestie. Het progressief-liberale comité bestond uit heren van stand en een paar handwerkslieden, en de kwestie betrof de manier waarop het kapitalisme het leven van grote delen van de bevolking verwoestte en hen in grote armoede stortte. Het spook van het communisme rammelde daardoor aan de poorten.
Op die dag werd het tegengaan van kinderarbeid besproken. Kinderen moesten toen nog tegen een hongerloon in fabrieken werken. Praktijken die we nu alleen kennen uit verre landen waar kinderen goedkoop onze kleding in elkaar naaien.
Het comité wilde de kinderarbeid aan banden leggen. Later dat jaar werd in de Tweede Kamer mede daardoor het Kinderwetje van Van Houten, aangenomen, een van de eerste sociale wetten van Nederland. Kerdijk maande het gehoor echter ook meer op te komen voor het recht op onderwijs. De leerplicht, het effectiefste middel tegen kinderarbeid, bestond nog niet.
De discussie ging echter over veel meer dan kinderarbeid. Er was onder liberalen sprake van botsende visies. Dat wordt duidelijk als je weet dat de aartsvader van het Nederlandse liberalisme, premier Thorbecke, de wet helemaal niet zag zitten. Hij vond dat ondernemers zelf maar een einde aan kinderarbeid moesten maken, daar hoefde de overheid zich niet mee te bemoeien. Betutteling, noemt de VVD dat tegenwoordig. Dat verschil van opvattingen was waar de strijd om ging.
Liberale dogmatici als Thorbecke vonden dat de overheid zich met zo min mogelijk zaken moest bemoeien. Waar doet het aan denken? Juist ja, aan premier Rutte. De man die toen hij met zijn eerste kabinet aantrad beweerde dat de overheid ‘schoongeveegd’ moest worden, die stelde dat de overheid ‘geen geluksmachine’ is, die geconfronteerd met ernstige discriminatiepraktijken bij sollicitaties stelde dat de overheid daar ‘niets aan kan doen’, dat gediscrimineerde jongeren zich maar moeten invechten.
Progressief liberalen als Kerdijk en Van Houten keerden zich tegen die opvatting. De overheid moest sociale rechtvaardigheid afdwingen.
Het is een fundamenteel verschil in opvattingen tussen waar de macht moet liggen: bij het kapitaal of bij de democratische overheid. Het is neoliberalisme versus sociaal-democratie. Jetten koos in zijn lezing partij voor het laatste en dat is een radicale koerswijziging ten opzichte van het oude D66 dat onder leiding van Pechtold een enorme ruk naar rechts heeft gemaakt.
Jetten pleit niet alleen voor een sterke overheid die ingrijpt om het ontspoorde kapitalisme te temmen, hij houdt ook een pleidooi voor idealen. Hij parafraseerde de beroemde uitspraak van Robert Kennedy: Some men see things as they are, and ask why. I dream of things that never were, and ask why not. De woorden van Jetten zijn eerlijk gezegd wat minder geschikt voor het citatenboek maar komen op hetzelfde neer: “Voor mijn generatie moet politiek weer de plek zijn waar grote idealen de drijvende kracht zijn van het debat. De plek waar verandering tot stand komt. Dat was het in de tijd van Kerdijk. Dat moet het nu weer worden, eens te meer.”
Dat is allemaal andere koek dan premier Rutte in 2014 op dezelfde plek verkondigde, de laatste keer dat de Kerdijk-lezing gehouden werd. Hij wilde de ‘collectieve drempels’ die zijn opgeworpen en die het individu naar zijn idee belemmeren, wegwerken. Het is de wereld van zijn favoriete schrijver Ayn Rand. Weg met het collectief, leve het individu. Waarbij het niet onbelangrijk is dat in die neoliberale denkwereld bedrijven ook worden gezien als individuen.
Jetten haalde daarentegen instemmend Jan Terlouw aan en diens harde kritiek op het neoliberalisme dat de maatschappij in zijn dodelijke greep houdt. Hij keerde zich, net als Jesse Klaver eerder, tegen de zelfgenoegzame lijstjeswerkelijkheid. Ja, Nederland behoort tot de top van gelukkige, welvarende, etcetera landen. Maar dat is de wereld van de spreadsheets terwijl het echte leven zich niet in getallen laat uitdrukken.
Natuurlijk noemde Jetten ook concrete voorstellen, zoals het invoeren van een aannameplicht om de heersende apartheid in het lager en middelbaar onderwijs tegen te gaan. Maar de grote omwenteling zat in de visie zelf: de overheid is geen vijand van de burger. De overheid is, in tegenstelling tot wat de ayatollah van het neoliberalisme, Ronald Reagan, verkondigde niet ‘het probleem’ maar het instrument van burgers om hun leven en de toekomst te verbeteren.
De tijden veranderen. When did everyone become a socialist? staat er op de jongste cover van New York Magazine. Na het succes van Bernie Sanders wemelt het in de VS van de linkse, idealistische politici. Dat is geen kwestie van marketing maar een teken des tijds dat ook door Jetten wordt opgemerkt. Eerder bekritiseerde Gert-Jan Segers het neoliberalisme al. Et voilà: de ChristenUnie is de enige coalitiepartij die in de peilingen op winst staat.
Vanaf de tijd van Kerdijk heeft het Westen grote dominante stromingen gekend. In de 19e en begin 20e eeuw was dat het liberalisme, gevolgd door het fascisme. Na de Tweede Wereldoorlog werd de sociaal-democratie omarmd, wat leidde tot de zogeheten ‘glorieuze jaren’ waarin de verzorgingsstaat werd opgebouwd. In de jaren zeventig werd vervolgens het neoliberalisme de dominante stroming en het land tot een bedrijf gebombardeerd: de BV Nederland. We waren geen burgers meer maar consumenten. Zelfs de politie begon te denken in ‘klanttevredenheid’ en dan ging het niet om bajesklanten.
Het resultaat wordt met de dag duidelijker. De onvrede over de afbraak van voorzieningen en zekerheden, de groeiende ongelijkheid en het gebrek aan perspectief nemen toe. Grootschalige sociale onrust ligt op de loer. Er is behoefte aan een nieuwe koers, een nieuwe grondslag. Vult het oprukkend fascisme straks het vacüum of wordt het wat anders?
Jetten ziet het tij keren en verlegt de koers. Vrijheid blijkt meer dan economisch handelen en meningsuiting. Hij tooit zich met de ideologische veren van het sociaal-liberalisme en zet een visie neer die aansluit bij de idealen van Kerdijk. Dat kun je allemaal als ‘handig’ afdoen maar het is ook noodzakelijk. Menig andere partij mag zich zo’n kapitein wensen.