De Nederlandse belofte: de belofte dat wie zich inzet, daarvoor ook wordt beloond. Klinkt mooi, of niet? In zo’n land wil je toch wonen? En gelijke kansen zorgen voor die belofte, nietwaar?
De kloof tussen arm en rijk wordt tegenwoordig bezien vanuit het frame van kansenongelijkheid: de ene groep zou meer kansen krijgen dan de andere groep en dat is een probleem. Oftewel: als we erin slagen te zorgen voor ‘ equality of opportunity ’ komen we terecht in een rechtvaardige samenleving. Immers, pas dan kunnen we stellen dat de maatschappelijke uitkomsten gebaseerd zijn op ieders verdienste en niet op het geluk of toeval dat iemand ten deel is gevallen. ‘Kansengelijkheid’ is dan ook het woord dat op de lippen ligt van iedere zelfverklaarde links-liberaal. ‘Kansengelijkheid’ als oplossing voor alle maatschappelijke vraagstukken. ‘Kansengelijkheid’ als beslissende stap naar een rechtvaardige samenleving.
De vraag is of deze nadruk op kansengelijkheid niet veel riskanter, hardvochtiger en potentieel gevaarlijker is dan de huidige status quo. Immers, nu weet je waar je aan toe bent: ben je rijk, dan heb je geluk, ben je arm, dan heb je pech. Simpel. Het frame van de ‘kansengelijkheid’ belooft impliciet iets anders: of je nu rijk of arm, zwart of wit, man of vrouw bent, wanneer er gelijke kansen zijn, zal iedereen de mogelijkheid hebben iets moois van zijn of haar leven te maken. Dit brengt onherroepelijk met zich mee dat de elite die zich dan gaat vormen ervan overtuigd is dat dit de uitkomst is van het eigen harde werken. En de achterblijvers? Zij hebben voldoende kansen gehad om er iets van te maken, maar helaas hebben ze deze kansen niet gepakt. Het liberale frame van kansengelijkheid is een intensivering van het adagium ‘eigen schuld, dikke bult’, voorzien van een vriendelijk sausje, maar met een uiterst bittere nasmaak. Dit frame feliciteert de winnaars, maar vernedert de verliezers.
Wanneer we ons écht zorgen maken om ongelijkheid en de maatschappelijke kloof die daar bij hoort, dan moeten we ons realiseren dat kansengelijkheid de oplossing niet gaat bieden. Ik zou dan ook voor willen stellen het frame van kansengelijkheid (‘equality of opportunity’) te vervangen door uitkomstengelijkheid (‘ equality of outcome ’). Dit brengt dan ook een andere belofte met zich mee: dat wie je ook bent, wat je ook doet, hoeveel pech of geluk je ook hebt – aan het eind van de rit zorgen we ervoor dat iedereen fatsoenlijk kan leven. Op die manier maken we maatschappelijke uitkomsten niet langer afhankelijk van jou als persoon, maar van de samenleving als geheel. De uitkomst van ieders leven is dan niet langer een zaak van het individu, maar een collectieve aangelegenheid. Oftewel: een terugkeer van solidariteit om menselijke waardigheid te garanderen.
Om ons dichter bij elkaar te brengen, zullen de materiële omstandigheden moeten veranderen. Gelijkere kansen gaan hier niet voor zorgen. Dit betekent dat de inkomens- en vermogenskloof moet worden gedempt met geld dat wordt overgeheveld van rijk naar arm. Want alleen op die manier kunnen we uitdrukking geven aan de échte Nederlandse belofte, namelijk dat iedereen recht heeft op een fatsoenlijk en gerespecteerd leven.