Dat is een recept voor een onmiddellijk fiasco. Een zich extraparlementair noemend Rutte IV houdt het geen drie maanden vol. Voorwaarde is immers dat zo’n kabinet bestaat uit buitengewoon competente personen, die enigszins op afstand staan van de dagelijkse politiek
Henk Kamp behoort tot de grotere hufters binnen de VVD. Daar leverde hij zondagmiddag bij Buitenhof het zoveelste bewijs van door de manier waarop hij probeerde het Afghanistanbeleid van zijn premier goed te praten. Een andere gast, Sara de Jong, toonde aan dat Nederland zijn verplichtingen als werkgever tegenover Afghaans personeel had verzaakt. Kamp praatte daar in eindeloze woordenstromen overheen waarbij hij het steeds over alle Afghanen had en niet over de personeelsleden van de Nederlandse overheid, die zo schromelijk in de steek zijn gelaten.
Toch kwam Kamp in die uitzending met een bruikbaar idee. Dat torpedeerde hij vervolgens zelf. Dat wel.
Als oplossing voor de politieke impasse opperde Kamp een extraparlementair kabinet. Zo’n kabinet berust niet op een coalitieakkoord tussen partijen maar bestaat uit personen die elkaar gevonden hebben op basis van een gezamenlijk politiek programma. Vervolgens proberen zij in de Kamers meerderheden te vinden voor wat zij voorstellen.
Het meest pregnante voorbeeld van zo’n kabinet is de regering die de grote held van Mark Rutte – althans dat beweert hij – , Pieter Cort van der Linden in 1913 vormde.
In die dagen stonden een coalitie van confessionele partijen en een concentratie van liberale groeperingen in de politiek recht tegenover elkaar. De steeds succesvoller Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP) nam een heel eigen positie in omdat ze het kapitalisme afwees. In de dagelijkse praktijk stemde haar fractie– onder leiding van de roemruchte P.J. Troelstra – met de liberalen mee maar zij stond aan de confessionele kant in de onderwijskwestie. De christelijke coalitie streed al meer dan een halve eeuw voor subsidiëring van christelijke scholen door de staat.
Kabinetsdeelname had het congres van de SDAP afgewezen. Nu konden liberalen noch confessionelen een meerderheidsregering vormden. Samenwerking was uitgesloten. Volgens de grote antirevolutionaire leider Abraham Kuyper liep de grote scheidslijn in de politiek tussen gelovigen en ongelovigen. En voor de rest niks.
Vandaar dat het idee van een extraparlementair kabinet naar voren kwam. Om dat tot een succes te maken was het essentieel dat de grote politieke leiders er met hun monumentale ego’s geen deel van uitmaakten. Zij namen genoegen met een positie als fractievoorzitter in de Tweede Kamer. Het kabinet zou moeten bestaan uit mannen (niet personen en zeker geen vrouwen) van klasse en statuur die om hun kennis van zaken groot gezag genoten. Premier Cort van der Linden had een lange carrière achter de rug als vernieuwend hoogleraar Rechtswetenschappen aan de Universiteit van Groningen. Een jaar of tien voor zijn aantreden als premier was hij minister geweest in een regering die de geschiedenis in ging als het kabinet van de sociale rechtvaardigheid. In die functie legde hij de basis voor de kinderbescherming. Ook bracht hij de ongevallenwet tot stand, een heel vroege voorloper van de WAO.
Kortom: Pieter Cort van der Linden was een grootheid, die uit de luwte van de politiek werd gehaald om onder bijzondere omstandigheden een centrale positie in te nemen. Dat heeft hij met verve gedaan. Zijn kabinet loodste Nederland redelijk ongeschonden door de Eerste Wereldoorlog. In zijn laatste jaar pakte hij de twee hete hangijzers van de toenmalige politiek aan door een grote uitruil. De confessionele partijen stonden het algemeen kiesrecht toe als de liberalen meegingen met de subsidiëring van het confessioneel onderwijs. Er zijn argumenten genoeg om Cort van der Linden aan te duiden als de beste en meest succesvolle Nederlandse premier aller tijden.
Een extraparlementair kabinet zou inderdaad een oplossing kunnen zijn in de huidige impasse. Zeker nu het land voor zoveel enorme uitdagingen staat waarvan het omgaan met corona er maar eentje is. Henk Kamp echter noemde Mark Rutte vanwege zijn ervaring als de meest geschikte premier voor zo’n extraparlementair kabinet.
Dat is een recept voor een onmiddellijk fiasco. Een zich extraparlementair noemend Rutte IV houdt het geen drie maanden vol. Voorwaarde is immers dat zo’n kabinet bestaat uit buitengewoon competente personen, die enigszins op afstand staan van de dagelijkse politiek. Zulke mensen zullen liever niet onder een behendig vlieggewicht als Rutte willen dienen, wellicht juist omdat zijn enige echte talent wheelen en dealen is alsmede anderen op laten draaien voor politieke fouten. Een hedendaags extraparlementair kabinet zou geleid moeten worden door iemand als de Haagse burgemeester Jan van Zanen of voor mijn part Ahmed Aboutaleb. Met op gezondheidszorg Marcel Levi en op financiën de Amsterdamse hoogleraar Arnoud Boot. De huidige voorzitter van het College van Bestuur van Wageningen Universiteit, Louise Fresco krijgt landbouw. Voor Economische Zaken nemen wij Arno Klamer, voor onderwijs en wetenschappen Herman Pleij. Een beetje op die fiets.
Dan kan het wat worden. Niet als Rutte zijn vrienden en vriendinnen bij elkaar harkt. Wat het dan wordt hebben wij gezien aan de recente benoemingen in zijn demissionair kabinet, getrouwe partijtijgers zoals Dilan Yeşilgöz.
Nu zegt U onmiddellijk – dat weet ik zeker – en het eerste kabinet De Geer dan? Dat was toch ook extraparlementair? Dat hebben we ook op school nadrukkelijk gehad in dit land waar het geschiedenisonderwijs zo’n centrale plaats inneemt. Inderdaad: Dirk Jan de Geer was in die dagen de politieke leider van de Christelijk Historische Unie (CHU). Maar hij nam politiek een weinig uitgesproken positie in. Hij gold wel als zeer gedegen financieel specialist. De ministers die hij koos hadden maar in bepaalde gevallen een duidelijke politieke kleur. En de reden voor dit noodgreepkabinet was bizar: ds. Kersten, de leider van de SGP, had tot zijn eigen verbazing een meerderheid gekregen voor een motie om het gezantschap bij de paus op te heffen. Daarna was er met de Rooms Katholieke Staats Partij (RKSP, een derde van de Kamer) in coalitieonderhandelingen niets maar dan ook niets meer te beginnen tenzij dat gezantschap werd hersteld. Daaraan weigerden de overige partijen mee te werken. Omdat het land toch geregeerd moest worden, liet men uiteindelijk De Geer zijn gang maar gaan. Het gezicht van de RKSP was gered zo lang ze maar geen deel uitmaakte van een regeringscoalitie. Aan het eerste kabinet De Geer dankt U de wegenbelasting.
Pas in 1944 herstelde de Nederlandse regering in Londen het gezantschap bij de paus. Ambassadeur is tegenwoordig Caroline Weijers, niet te verwarren met Caecilia Weijgers, die dezer dagen in Kaboel de Nederlandse vlag streek.
Alles bij elkaar is het kabinet De Geer geen goed voorbeeld als je een oplossing zoekt in de huidige politieke situatie met zijn enorme uitdagingen en grote gevaren voor ons land. Dat van Cort van der Linden wel.
Ook al zag hij een beetje het licht, Henk Kamp blijft een slechte raadgever. Opnieuw staat als een paal boven water: Rutte is het grote obstakel in de Nederlandse politiek. Hij is het rotsblok dat doorrijden verhindert. Hij is het moeras waar iedereen in verzuipt die probeert het over te steken.
Voor het overige ben ik van mening dat het toeslagenschandaal niet uit de publieke aandacht mag verdwijnen en de affaire rond het Groninger aardgas evenmin.