Om ons land weer te laten zoemen van de insecten, te laten kleuren door wilde bloemen en te laten leven door heel veel vogels moet er nog meer gebeuren
Vandaag vergaderde de Tweede Kamer over de achteruitgang van het aantal insecten in Nederland. Onderzoek vorig jaar in Duitsland en recent in ons eigen land in twee gebieden van Natuurmonumenten laten zien wat de gemiddelde automobilist al op de voorruit had geconstateerd: er zijn steeds minder insecten. Goed al die aandacht daarvoor, maar laat de Kamer die aandacht nu ook omzetten in actie. Het gevaar dreigt anders dat het debat niet veel meer oplevert dan de wens voor aanvullend onderzoek.
Prima meer onderzoek, noodzakelijk ook, maar het mag geen excuus zijn om maatregelen uit te stellen. Al was het maar omdat die insecten staan voor een veel breder probleem. Het probleem van de te intensieve landbouw, de inrichting van ons land en als gevolg daarvan de teloorgang van een waardevol natuurrijk landschap. Een landschap dat we enkele decennia geleden nog deelden met allerlei vogels, insecten, zoogdiertjes en wilde planten. Hoe vaak zien we in het late voorjaar nog een weiland vol bloemen en kruiden?
De trends van veel van die soorten doen denken aan een steile glijbaan. Ze lijden onder een complex van elkaar versterkende factoren. Landschapselementen als houtwallen en sloten zijn de afgelopen decennia opgeruimd of gedempt. Voor de landbouw oninteressante hoekjes land vol vogels en hun voedsel in de vorm van insecten en zaden, zijn opgeruimd. Veel groen is verdwenen onder steen en asfalt. Pesticiden hebben tal van wilde planten, of zo je wilt onkruiden, en insecten de das omgedaan. De grote hoeveelheid stikstof in het milieu heeft de natuur verarmd.
Ik stop nu met de klaagzang want we wéten ook dat het anders kan, maar dan moeten we dat wel doen. Er zijn heel veel maatregelen die gewoon nu al uitgevoerd kunnen worden zoals het langs de akkers inzaaien van brede bloemrijke stroken, het graven van brede sloten met flauw aflopende oevers, het herstellen van kruidenrijke weilanden en het planten van houtwallen. En natuurlijk het terugdringen van het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Die maatregelen moeten wel op een behoorlijke schaal worden uitgevoerd. Uiteindelijk is de ortolaan niet uit ons land verdwenen door de kap van die ene houtwal of de dramatische achteruitgang van de grutto door het omzetten van dat ene kruidenrijke weiland in eentonig raaigras.
Om ons land weer te laten zoemen van de insecten, te laten kleuren door wilde bloemen en te laten leven door heel veel vogels moet er nog meer gebeuren. Vooral een transitie in de landbouw naar een natuurvriendelijker productie. Dat is niet in een achternamiddag gebeurt en we zullen er ook meer kennis voor moeten vergaren. Maar dat mag geen reden zijn niet nu alvast te starten met wat we wel weten: het herstel van het landschap en het verder terugdringen van gif en mest. Kamer grijp dit moment om de neergang te keren.