Dat het Nederlandse kabinet alsnog een afvaardiging naar het WK voetbal in Qatar stuurt, ondanks een zeer duidelijke Kamermotie om dat niet te doen, heeft alles te maken met de olie van de golfstaat. Dat blijkt uit de uitleg van minister van Buitenlandse Zaken Wopke Hoekstra (CDA) over de beslissing. Vanwege de energieonzekerheid door de oorlog in Oekraïne, wil het kabinet Qatar als ‘belangrijke internationale partner’ niet voor het hoofd stoten.
In 2021 nam een Kamermeerderheid de motie aan om geen regeringsafvaardiging te sturen naar het WK. Tijdens de bouw van de stadions zijn duizenden mensen, vooral buitenlandse contractarbeiders die onder erbarmelijke omstandigheden aan het werk waren, om het leven gekomen. Die motie werd gesteund door regeringspartijen D66 en ChristenUnie.
Die partijen zijn dan ook zeer ontevreden dat de rest van de coalitie nu toch een afvaardiging stuurt. Koning Willem-Alexander en premier Rutte maken mogelijk deel uit van die delegatie. Onbegrijpelijk, vindt CU-leider Gert-Jan Segers het: "Alles wat er mis is in de voetbalwereld komt samen in dit met omkoping gekochte WK. Ondanks alle doden en ondanks de beroerde situatie van minderheden in Qatar geldt dus blijkbaar: the show must go on."
De Kamerfractie van D66 is ook ontstemd. "De Kamer maakte duidelijk een statement en in plaats van daarnaar te luisteren dreigen ze zelfs met een feestdelegatie te gaan", laat Kamerlid Sjoerd Sjoerdsma weten.
Mark Rutte kreeg woensdagmiddag de vraag waarom er toch besloten is naar Qatar te gaan, ondanks dat er bloed aan de tribunes kleeft. Zijn antwoord: “We juichen voor het Nederlands elftal, niet voor de tribunes.”