En ineens zie ik zijn nieuwe glans. Het is de prachtige doffe glans van een oude meester
Gelukkig was Jules Deelder ook in Amsterdam op de Parade. Samen met jazzmuzikanten Bas van Lier, Boris van der Lek en Erik de Noorman was hij de Deeldeliers. Zijn act, Deeldelirium, werd op de Parade-website, alsof het nog niet Deeldelicious genoeg was aangekondigd als “een Deelderiek gebeuren”. Maar waarom zou je er ook omheen draaien? De hele tent komt voor Deelder. Er is maar één Nederlandse artiest die zo makkelijk over kutten zingt en dicht. Daarom komt de hele tent voor Deelder. Daarom spelen van Lier, van der Lek en de Noorman in zijn band in plaats van andersom.
Toch had ik het me van te voren afgevraagd: Redt hij het nog? Kan hij zijn band nog bijhouden? Kan hij zichzelf nog bijhouden? Ik was benieuwd. Bijna 70, waarvan het grootste deel tropenjaren, gaan je niet in de kouwe kleren zitten. En dat zie je als hij opkomt. Zijn strak gesneden zwarte pak doet hol aan, maar dat deed het al een tijdje. Hij schuifelt schokkerig richting de kleine pick-up op het podium, maar ook dat deed hij al een tijdje. Met moeite legt hij een plaatje op zijn pick-up en plaatst de naald. Zijn schelle stem klinkt door de zaal, Deelder playbackt mee. “Een soort warming-up” denk ik nog, niks om je zorgen over te maken.
Als de band opkomt en het eerste nummer inzet wordt het verval van de oude meester al moeilijker te ontkennen. Aanvankelijk richt mijn aandacht zich op saxofonist van der Lek die lekker show maakt, maar dan valt mijn oog weer op Deelder. Hij is gaan zitten achter een snaredrum met bekken aan de zijkant van het podium en drumt, volledig overbodig, mee met drummer de Noorman. Ondertussen wisselen orgelist van Lier en van der Lek weergaloze solo’s uit. Zij sloven zich uit en bespelen het publiek terwijl Deelder erbij zit en zijn ding doet zonder zich er echt mee te bemoeien.
Tussen de nummers door komt Bas van Lier achter zijn orgel uit om samen met Deelder anekdotes op te diepen die hij zich op eigen kracht niet meer lijkt te herinneren. Deelder vertelt weggedraaid van de zaal zijn jazz- en dichtverhalen aan van Lier die hem als een soort quizmaster door het programma leidt. Het doet me denken aan hoe mijn moeder mijn oma voorzetjes gaf om over vroeger te vertellen. Vlak voor ze een nieuw nummer inzetten zie ik hoe van der Lek midden op het podium de spiegeling van zijn saxofoon gebruikt om even zijn haar goed te doen. Ineens besef ik hoe papgemakkelijk dit werk voor hem is.
Ineens besef ik dat Deelder met hem meespeelt in plaats van andersom. En ik stel me voor me hoe Deeldelerium in elkaar gezet is, hoe ze steeds meer kunstgrepen bedachten om Deelder er doorheen te slepen. Om zijn stem te sparen, om zijn benen, zijn rug en zijn geheugen te sparen tijdens vier avonden met vier optredens per avond in een koude tent in het Martin Luther Kingpark. En ineens besef ik hoe natuurlijk en moeiteloos Deelder zich ermee verzoent en opzij stapt om ruimte te maken in de spotlight nu hij zelf niet meer de hele avond kan schitteren. En ineens zie ik zijn nieuwe glans. Het is de prachtige doffe glans van een oude meester.