Om een vaccin tegen Covid-19 te ontwikkelen zijn onorthodoxe maatregelen nodig. Eén maatregel die genoemd wordt is het overslaan van de gebruikelijke dierproef.
Vrijdag was het Wereldproefdierendag. Alleen al in Nederland worden jaarlijks circa een half miljoen dierproeven uitgevoerd. De regering heeft weliswaar de mond vol van goede intenties om proefdiergebruik terug te dringen, maar het aantal van een half miljoen proefdieren blijft al jaren min of meer gelijk. De regering houdt krampachtig een verouderd en achterhaald onderzoekssysteem overeind.
Covid-19 lijkt dit systeem uit die kramp te halen. Want we hebben haast. Wereldwijd zijn miljoenen mensen ziek, tienduizenden zijn overleden. Dankzij wereldwijde lockdownmaatregelen is de opmars van de ziekte afgeremd, maar niet gestopt. Om dat te doen is een vaccin tegen Covid-19 van levensbelang. Letterlijk. De race naar zo’n vaccin is in volle gang. Normaal kost het ontwikkelen van een vaccin zeker tien jaar, onder grote druk kan dat misschien in de helft van de tijd. Maar ook dat is te lang om een groot deel van de wereld in (gedeeltelijke) lockdown te houden. Om een vaccin tegen Covid-19 te ontwikkelen zijn daarom onorthodoxe maatregelen nodig. Eén maatregel die genoemd wordt is het overslaan van de gebruikelijke dierproef. Normaal wordt een vaccin uitgebreid in dieren getest. Niet omdat de dierproef de betrouwbaarste manier zou zijn, maar simpelweg omdat dat altijd al gebeurde. Maar dierproeven kosten veel tijd, veel geld en geven lang niet altijd zekerheid over de te verwachte werking.
Slechts 15 procent van alle dierproeven voor nieuwe medicijnen levert resultaat op voor mensen, concludeerden onderzoekers van RadboudUMC Nijmegen, UMC Utrecht en het Nederlands Hartinstituut twee jaar geleden. Honderdduizenden proefdieren lijden en sterven dus voor niets. Proefdieren blijken vaak te zeer van de mens te verschillen. De dierproef – in de zeventiende eeuw ontstaan en vanaf de negentiende tot nu breed ingezet in medisch-biologisch onderzoek – maakt gebruik van de overeenkomsten tussen mensen en dieren. De medisch onderzoekers waren daarbij niet geïnteresseerd in de proefdieren zelf, maar gebruikten het proefdier als een modelsysteem voor de mens. De bloedsomloop of de anatomie van zoogdieren heeft inderdaad veel overeenkomsten. Het proefdier werd beschouwd en onderzocht als minimensje en de resultaten werden vertaald naar de mens. Maar in die vertaling gaat het heel vaak mis.
Begrijpelijk: want de steeds diepgaandere kennis van genetica en celbiologie laat namelijk, naast alle overeenkomsten, ook steeds meer grote verschillen zien tussen dieren en mensen. En daarmee wordt steeds meer duidelijk dat het systeem waarbij we een dier kunstmatig ziek maken, om vervolgens het genezingsproces te onderzoeken, weinig zegt of ook mensen daar beter van kunnen worden. Anders dan in financiële zin… Geld dat aan zinloze dierproeven wordt besteed, kan niet besteed worden aan proefdiervrij onderzoek, ook al worden juist daar steeds betere resultaten mee bereikt.
Veel onderzoekers snakken naar betere modelsystemen. En die zijn er ook. Door gebruik te maken van de vele mogelijkheden uit de computertechnologie in combinatie met het kweken van cellen en organen in het laboratorium bijvoorbeeld. Of door gebruik te maken van restmateriaal uit de operatiekamer van het ziekenhuis. Menselijk weefsel vertelt ons véél meer over bijvoorbeeld de werking van medicijnen in de mens dan proefdieren ooit zullen doen.
Maar politieke molens malen langzaam en veel politici hebben weinig kennis van de vele beperkingen van proefdierenonderzoek. De angst voor het nieuwe overheerst. En dus gebeurt er weinig: proefdieronderzoek blijft de heilige graal voor Den Haag, hoe ondeugdelijk het ook is volgens de onderzoekers zelf. Proefdieronderzoek in Nederland is ook anno 2020 muurvast verankerd in de zeventiende eeuw. Deze week nog werd bekend dat Java-apen in het BPRC in Rijswijk besmet zullen worden met het Covid-19-virus en zullen worden ingespoten met experimentele vaccins. Omdat Java-apen op een soortgelijke manier kunnen lijden aan Covid-19 als mensen, wat weinig tot niets zegt over de kansen op genezing van het virus. Een valse geruststelling dat proefdieronderzoek ons versneld uit de lockdown zou kunnen halen, waarvoor geen enkele aanwijzing bestaat.
BPRC-onderzoekers proberen hun imago te verbeteren door goedkoop mee te liften op alle aandacht die er is voor het coronavirus en de hunkering naar een vaccin, maar het enige dat vooralsnog vaststaat is dat in dit onderzoek Java-apen ernstig zullen lijden, zonder enige garantie dat dat lijden enige verlichting zal brengen voor huidige of toekomstige Covid-19-patiënten.
Als we de ontwikkeling van onze kennis van ziekte en gezondheid niet langer willen laten remmen door dierproeven, moet de overheid andere keuzes durven maken. De overheid steekt elk jaar vele honderden miljoenen euro’s subsidie in onderzoek met proefdieren. Minder dan één procent van het onderzoeksbudget gaat naar nieuwe onderzoeksmodellen zonder proefdieren. Dat moet anders.
Hoe? Door een percentage van het proefdierenbudget versneld over te hevelen naar proefdiervrij onderzoek. Op die manier krijgt het proefdiervrije onderzoek elk jaar opnieuw een flinke ‘boost’ van vele miljoenen, waardoor er echt geïnvesteerd kan worden in innovatieve technieken zonder proefdieren en met betere resultaten.
De ontwikkeling van een vaccin tegen corona kan een belangrijke testcase zijn. Bij die ontwikkeling kunnen innovatieve onderzoeksmethoden zonder proefdieren breed worden inzet. Dat scheelt vooral veel tijd. Onderzoekers die apetrots melden dat ze dieren gaan besmetten voor het algemeen belang, dienen vooral hun achterhaalde eigenbelang. Laten we deze crisis als keerpunt gebruiken, juist omdat we haast hebben.