Provincies hebben nog maximaal anderhalf jaar de tijd voor ze in actie moeten komen tegen zogeheten PAS-melders. Dat zijn bedrijven die zonder vergunning de natuur verwoesten. Voorwaarde om tot medio 2025 te wachten met handhaving is wel dat de provincies kunnen “motiveren dat er een redelijk evenwicht is tussen de belangen van PAS-melders aan de ene kant en het natuurbelang aan de andere kant”, stelt de Raad van State.
De hoogste algemene bestuursrechter deed woensdag uitspraak in drie zaken die waren aangespannen door Mobilisation for the Environment (MOB), de natuur- en milieuorganisatie van Johan Vollenbroek. MOB had de provincies Utrecht en Overijssel gevraagd om handhavend op te treden tegen drie PAS-melders: een biocentrale in Balkbrug, een melkveehouderij in Kampen en een vleesverwerker in IJsselstein.
In 2019 oordeelde de Raad van State al dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) in strijd was met Europese natuurregels. Tot die tijd konden stikstofuitstoters zonder natuurvergunning opereren, zolang ze daar maar melding van maakten. In veel gevallen ging het om bedrijven die de randen van de wet opzochten. Er zijn circa 2.000 PAS-melders, hoofdzakelijk boerenbedrijven.
Vollenbroek beschouwt de nieuwe uitspraken van de Raad van State als een steun in de rug. “Dit bevestigt onze mening dat provincies, net als het kabinet, nog steeds bezig zijn met geitenpaden te zoeken”, schrijft hij. Zo beweerde Overijssel dat handhaving bij de biocentrale in Balkbrug niet nodig was, omdat het bedrijf emissierechten van andere bedrijven had opgekocht. Deze ‘saldering’ is echter in strijd met het beleid.
De schade die de PAS-melders toebrengen aan de natuur is aanzienlijk. “De provincies moeten dus opnieuw aan de bak”, concludeert Vollenbroek. Volgens de natuurbeschermer neemt de druk op het kabinet toe. Dat moet eindelijk met maatregelen komen om de stikstofuitstoot terug te dringen. “Dit gaat een rechts kabinet nooit lukken.”