Als het land tussen de rivier en de zee ergens van bevrijd moet worden, laat het dan de geschiedvervalsers zijn
Naar het schijnt noemt geen inwoner van Gaza zich Gazaan ook al is die daar geboren. Desgevraagd verklaart men thuis te horen in Askalon of Haifa of een andere plek die nu in Israël ligt. Daar heeft dan een voorouder gewoond. Tegelijkertijd landen er op het vliegveld Ben Gurion bij Tel Aviv dagelijks mensen uit de hele wereld die niettemin denken dat zij thuiskomen op de erfgrond der vaderen. Dit heeft tragische gevolgen: in plaats van een samenleving op te bouwen en elkaar rijk te maken bevechten de inwoners van het heilige land elkaar op leven en dood. Geschiedvervalsing is het belangrijkste instrument waarmee de strijdende partijen de eigen positie rechtvaardigen. Soms neemt dat bizarre vormen aan. Zo werd laatstelijk Jezus een Palestijn genoemd zodat de christenen hun voornaamste feest aan de Palestijnen danken. Dit leidde tot veel hoon op de sociale media. Jezus was toch een Jood. Palestina is toch van oudsher joods land. Er werden hele polemieken gevoerd over dit onderwerp.
Het land van Jezus – de échte Jezus en het échte land – vertoonde zeker overeenkomsten met het Palestina van nu. Het was etnisch en religieus zeer gemengd. De beide grootmachten van die tijd, het Romeinse en het Parthische rijk mengden zich in de binnenlandse aangelegenheden, waarbij het eerstgenoemde over het algemeen domineerde. De verhoudingen tussen de verschillende bevolkingsgroepen waren om het zachtjes te zeggen niet altijd even hartelijk maar dan ging het eerder over godsdienst en levensstijl dan over afkomst. Het uit het nationalisme voortkomende begrip van wat een volk is – een lotsgemeenschap van mensen die dezelfde taal, tradities en geschiedenis delen – bestond niet. Dat is een onding uit de negentiende eeuw.
De algemene omgangstaal was niet Hebreeuws maar Aramees, waarin ook belangrijke delen van de bijbel zijn geschreven. Het is zeker dat Jezus in dit Aramees preekte. Minder provinciaal aangelegden spraken bovendien koinè, een vorm van Grieks die naast Latijn in het oosten van het Romeinse Rijk een soort officiële status genoot. Het opende deuren naar wat we tegenwoordig de klassieke cultuur noemen en naar het burgerrecht van het grote rijk. De grote havenstad Caesarea was het middelpunt van deze levensstijl. Het kende een amfitheater en een paardenrenbaan met 20.000 zitplaatsen. Er waren gymnasia waar de mannelijke inwoners naakt workouts deden. Het was ook een plek waar tal van goden vereerd werden uit de regio en uit verderaf gelegen delen van het Romeinse Rijk. Net als oudere steden langs de kust van de Middellandse Zee was de bevolking zeer divers van samenstelling. Ook op andere plekken in het land waren op instigatie van allerlei machthebbers zulke steden verrezen.
De meeste dienaren van Jahwe, wezen deze diversiteit af omdat Hij volgens hen de enige ware en echt bestaande God was. Zijn voorschriften, zoals vastgelegd in de heilige boeken, werden in zulke steden met voeten getreden. Een minderheid dacht er anders over. Zij probeerden beide levensstijlen te combineren. Nu eens gedroegen ze zich als vrome jood dan weer gingen zij met verkeerde vrienden naar het theater. De koning van het land, Herodes, ging hen in dit gedrag voor. Men wist van hem dat hij aan beide kanten afstamde van Nabatese - dat wil zeggen Arabische - aristocraten. Hij was echter als jood opgevoed en als het uitkwam trad hij als zodanig naar buiten. Zijn vroomheid trachtte Herodes te bewijzen door de Tempel in Jeruzalem enorm uit te breiden. Tot dan toe was dat een vrij schamel gebouw vergeleken met wat je in andere grote steden zoals Efese of Rome zelf aan heiligdommen tegen kwam. Herodes was echter net zo goed de stichter van Caesarea, waarvan de kunstmatige haven als een half wereldwonder gold. Hij zette Palestina trouwens vol met allerlei indrukwekkende bouwwerken waaronder nóg een tempel die Augusteum heette. Het is duidelijk: deze koning at van alle walletjes. Hij speelde een spel met zijn joodse onderdanen, die van deze bouwwoede niet onder de indruk waren.
Het was niet verstandig die afkeer openlijk te uiten want Herodes hield er een wijd vertakte geheime dienst op na. Wie verdacht werd, kon op bezoek van zijn moordenaars rekenen. Herodes liet zelfs enkele van zijn eigen kinderen executeren. In Rome zei zijn vriend Augustus: “Je kunt beter een varken zijn van Herodes dan zijn kind. Varkens zal hij nooit aanraken maar zijn kinderen vermoordt hij”. Misschien is dit wel het oudste voorbeeld van een op schrift vastgelegde antisemitische grap.
Herodes dankte zijn troon uitsluitend en alleen aan het feit dat hij door de senaat van Rome tot koning was uitgeroepen. Dat kwam door zijn voortreffelijke contacten met de familie van Julius Caesar. Hij wist de vriendschap te winnen van diens adoptiefzoon Octavianus, beter bekend als keizer Augustus. Deze kon iemand met de talenten van een Herodes goed gebruiken. Palestina vormde een soort landbrug tussen de Romeinse provincies Syrië en Egypte. Met de Parthische dreiging in de buurt was deze smalle landstrook tussen de rivier en de zee van groot strategisch belang. Het kon maar beter geregeerd worden door een vazalvorst die het land en zijn inwoners begreep terwijl hij tegelijkertijd de voordelen kende van een onderdompeling in de Romeinse beschaving.
Na de dood van Herodes verdeelden de Romeinen de erfenis onder zijn zoons. Een daarvan, Archelaüs, bleek niet berekend voor zijn taak en werd afgezet. Zijn gebied, waaronder Judea en Jeruzalem, kwam onder rechtstreeks Romeins bestuur.
In dit verdeelde maar door de Romeinse macht gedomineerde Palestina begon Jezus zijn openbare leven. Hij was een van de vele rondtrekkende profeten, die de autoriteiten veel hoofdbrekens bezorgden want hun activiteiten konden eventueel het gezag ondermijnen. De Joodse onderdanen waren verdeeld in verschillende stromingen: de farizeeën leefden streng de joodse wetten na zoals vastgelegd in de Torah. Een radicale stroming onder hen, de zeloten, wilden de theocratie herstellen zoals die voor de komst van de Romeinen een tijd hadden bestaan. Zij pleegden gewapend verzet. Onder deze guerrillastrijders bevonden zich specialisten in de stadsoorlog, de sicarii of messentrekkers. Ze zochten hun slachtoffers zorgvuldig uit en staken dodelijk toe als deze zich in menigtes bevonden. Ze waren er speciaal op getraind zich in alle consternatie na de aanslag ongemerkt uit te voeten te maken. Alles voor Jahwe.
Tegenover deze orthodoxe groeperingen stonden de Sadduceeën, die je vooral in hogere kringen vond. Zij waren minder streng in de joodse leer, ontkenden wellicht het bestaan van een hiernamaals en konden zich tot op grote hoogte vinden in een Grieks-Romeinse levenswijze. Het ziet er naar uit dat zij de overhand hadden bij het beheer en bestuur van de tempel in Jeruzalem. Dat viel natuurlijk slecht bij de orthodoxe farizeeën. Ook Sadduceeën waren doelwit van de zeloten en de sicarii.
Denk overigens niet dat er buiten de aanhangers van Jahwe geen belangstelling bestond voor de leer van de ene God. Ver voor Jezus’ tijd – misschien wel tweehonderd jaar – was het Oude Testament al in het Grieks vertaald. Dit werk – Septuagint geheten naar de zeventig vertalers – was welbekend en trok de aandacht, bijvoorbeeld van filosofen die speculeerden over een enkele geest die al het bovennatuurlijke bezielde. Maar tegenover wederzijdse openingen stond veel meer geslotenheid en afwijzing. De onverzoenlijken waren bezig het pleit te winnen.
Wat dat betreft werd Jezus misschien in een verkeerde tijd geboren. Als we de evangeliën mogen geloven was hij een ontspannen profeet en alles behalve een scherpslijper. In zijn prediking gaat de geest van de wet altijd boven de letter uit. Hij nam de tijd voor gesprekken met kinderen. Hij ging met iedereen goed om ook met personen die door farizeeën werden gemeden als de pest, zoals de tollenaars (gaarders van door de Romeinen en de nazaten van Herodes opgezette belastingen) en zondaars. Zondaars waren mensen die graag de geneugten van de Grieks-Romeinse beschaving smaakten, die je in het theater, bij de paardenrennen en bij de naakte workouts kon vinden.
Om Jezus heen was het altijd goed van eten en drinken. Zelf liep hij er altijd bij om door een ringetje te halen. Bewijs: na de kruisiging verscheurden de bewakers niet zijn kleed zoals de gewoonte was, maar verlootten het onderling. Het was te duur om kapot te maken.
In het gevolg van Jezus was een spion van de overheid ondergebracht, niemand minder dan de beheerder van de kas, Judas Iskarioth. Hij kon weinig schokkends rapporteren. De toespraken van Jezus gingen vooral over het geloof en de manier waarop mensen met elkáár om moesten gaan niet over wie de macht uit moest oefenen. Aan de andere kant was het wel verdacht dat hij zich de zoon van God noemde en koning. Bovendien duidde Jezus zich aan als de messias, de verlosser wiens komst door veel joden werd verbeid. Hij leek echter een persoonlijke verlossing te bepleiten en geen politieke. Dat bleek uit allerlei opmerkingen.
De verschillende autoriteiten in Palestina waren nerveus, want de fanatici beheersten het debat. Het voelde modern gezegd aan of verschillende partijen een bijltjesdag op het oog hadden. Met gewelddadige verzetsstrijders maakten de gezagsdragers korte metten. Die werden zonder meer aan het kruis geslagen. Dat gebeurde overal in het Romeinse Rijk.
Dit lot trof ook Jezus toen hij – gewild of ongewild – zijn hand overspeelde.
Met zijn aanhang trok hij net als duizenden andere pelgrims naar Jeruzalem om voor de tempel Pesach te vieren. Hij droeg zijn mooiste kleed. Hij reed op een ezel. Veel dominees en pastoors preken nog steeds, dat daaruit de eenvoud van de Messias blijkt. Dat is een misvatting. De ezel was het rijdier van koning David en zijn opvolgers. Jezus liet zich ook nog toejuichen door een menigte die met palmtakken zwaaide, ook al iets wat deed denken aan de intochten van koningen een half millennium eerder. Hij reed rechtstreeks door naar de tempel waar hij de geldwisselaars aanviel die in de voorhof hun stalletjes hadden opgesteld. Men had het huis van zijn vader tot een rovershol gemaakt, riep hij daarbij luidkeels. De hele middag bleef Jezus op het plein. Niemand durfde hem weg te jagen net zoals nu s gebeurt met milieu demonstranten op de snelweg. Vier dagen lang was hij daarna op verschillende plekken in de stad te vinden waar hij debatten voerde met Jan en Alleman. Daardoor stelde Jezus een politieke daad, die de autoriteiten zeer moest verontrusten: een koning verschijnt in de voorhof van de tempel en sticht daar zíjn orde. Toen kwam er een tip binnen van de spion Judas: de verdachte had buiten de stad een zaal gereserveerd waar hij met zijn twaalfkoppige staf het paasmaal zou gebruiken. Daar kon hij worden opgepakt zonder dat dit tot opstootjes zou leiden. Zo gebeurde het ook. Uit het vervolg blijkt dat de verschillende gedragsdragers erg met hem in de maag zaten. Het Sanhedrin, de met de tempel verbonden rechtbank stuurde hem na verhoor door naar de Romeinse legaat Pontius Pilatus met het advies hem de doodstraf te geven. Daar voelde deze magistraat weinig voor ook al omdat Jezus zich dubbelzinnig uitliet over zijn koningschap. Dat was niet van hier, zei hij. Anders hadden zijn dienaren wel voor hem gevochten. Op Pesach placht het Romeinse gezag altijd een veroordeelde genade te geven. Een volksmenigte mocht de doorslag geven. Nu kreeg deze de keus tussen Jezus en de zelotische guerrillero Bar Abbas. In de bijbel wordt hij aangeduid als moordenaar maar in deze context betekent dat zoiets als “terrorist”. De massa koos resoluut voor de strijder tegen de Romeinse zondaars.
Jezus is tenslotte tussen twee andere zeloten gekruisigd. Boven zijn hoofd werd een bordje bevestigd met daarop “Jezus van Nazareth koning der joden”. Op deze wijze werd het tragisch slotakkoord van zijn leven door de autoriteiten nog eens extra gepolitiseerd.
Jezus had geluk dat hij al na drie uur de geest gaf. Sommige gekruisigden bleven wel een etmaal in leven.
Zo keerde voor het ogenblik de kalmte in de stad terug maar de sfeer zou giftig blijven net als 2000 jaar later. Tweemaal breidde de guerrilla zich uit tot een algemene volksopstand. De eerste keer – in 79 – leidde dit tot de verwoesting van de tempel, de tweede maal – in 131 – werd heel Jeruzalem van de kaart geveegd. Er kwam een Romeinse stad voor in de plaats met de naam Aelia Capitolina.
Beide opstanden werden met genocidale middelen gedempt. De Romeinen plachten in opstandige gebieden de volwassen mannen te executeren. Voor vrouwen, kinderen en adolescenten was er de slavenmarkt.
Het is een trieste geschiedenis. Als het gaat om erfrecht en de grond der vaderen kun je er niets mee want ook in de tijd van Jezus woonden er genoeg mensen die we tegenwoordig als Arabieren zouden beschouwen. Het is hoogstens een parabel. Je ziet eraan waar fanatisme, fundamentalisme en het idee dat je als enige de Waarheid in pacht hebt toe leiden. Tweeduizend jaar geleden ging het trouwens niet om land in Palestina maar om de waarheid en Gods wil. De genen van de Messias deden er niet toe
Praten over de etnische status van Jezus en dat tweeduizend eeuwen na dato. Dat dan volgens categorieën van nu. Mijn hemel!
Als Palestina van de rivier tot de zee bevrijd moet worden, laat het van de geschiedvervalsers zijn.
Zo zien volgens Bing Image Creator geschiedvervalsers eruit als ze aan het werk zijn
Garry Kilworth schreef een zeer opmerkelijk science fiction verhaal waarin de keuze tussen Jezus en Barrabas een centrale rol speelt. Het geeft zéér te denken. Lees het hier: Let´s go to Golgotha.
Voor het overige ben ik van mening dat het toeslagenschandaal niet uit de publieke aandacht mag verdwijnen en de affaire rond het Groninger aardgas evenmin
Beluister Het Geheugenpaleis, de wekelijkse podcast van Han van der Horst en John Knieriem over politiek en geschiedenis. Nu: wat als we Oekraïne in de steek laten.