Om als maatschappij goed te functioneren moet worden geïnvesteerd in het constructief samenleven.
Kwetsbare jongeren in de gesloten jeugdzorg voelen zich gekleineerd en vernederd. De instellingen zijn van mening op dit moment 'onvoldoende in staat te zijn' om deze jongeren 'de veilige en deskundige omgeving te bieden die zij nodig hebben'. De VNG stelt dat zolang onderzoek wordt gedaan naar de meldingen over misstanden in de gesloten jeugdzorg er geen jongeren meer naar toe worden gestuurd door gemeenten, en het kabinet bepaalde in 2022 dat de gesloten jeugdzorg in 2030 moet zijn verdwenen.
Mooie voornemens, maar waar ligt de oplossing?
Signalen dat het niet goed gaat met de jeugdzorg dateren al van ver voor de decentralisatie van 2015, en de decentralisatie heeft de problemen niet opgelost. Het idee dat kinderen opgevoed worden en zich ontwikkelen door interactie met de personen uit hun directe omgeving, leidde ertoe dat de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg bij de gemeenten werd gelegd. Maar gemeenten hanteren de hun bekende werkwijze van aanbesteden en laten de markt het werk doen. Dat heeft geresulteerd in een kopie van de aloude zorgstructuur, maar dan met een veelvoud van aanbieders, met elk een eigen specialisme. Vooral in de minder complexe zorg werden nieuwe markten geopend. Daarentegen is de complexe en urgente zorg schaarser, minder bereikbaar en aantrekkelijk voor de markt van welzijn en geluk geworden.
Als we het adagium “opvoeden doen we met de hele gemeenschap” serieus nemen, dan zouden aanpakken meer in de richting gaan van samenlevingsbrede activiteiten. Daaruit vloeit voort dat er meer samenhang moet worden gezocht bij het onderwijs en het verenigingsleven, dat reclames voor ongezonde activiteiten of producten moeten worden uitgebannen, dat er ruimte moet komen voor opvoedtrainingen en gesprekken met elkaar. Er zijn nog veel meer ideeën voor specifieke situaties, denk aan bootcamps, groepsactiviteiten in de natuur of in cultuurcentra, enz. Het gaat steeds om activiteiten waar het samen ongedwongen plezier beleven en samen iets opbouwen centraal staat.
In het huidige beleid van participatie, passend onderwijs, gezonde voeding, toeslagen, profiteren de sterkste schouders het meest. Ook heeft de coronacrisis de verschillen tussen maatschappelijke groepen vergroot. De zwakkeren zijn verder op achterstand gezet. Daarom moet er, als we gelijke kansen willen bieden onderscheid tussen doelgroepen worden gemaakt. Aan de ene kant degenen met de sterkste schouders en meeste middelen en aan de andere kant de minst bedeelden met de grootste maatschappelijke nood. Goede preventie resulteert in betere kwaliteit van samenleven. Voor mensen die in de meest kwetsbare omstandigheden leven zouden de beste leerkrachten, zorgverleners of sociaal werkers beschikbaar moeten komen, evenals betaalbare gezonde voeding, goede woningen en goede bereikbare en laagdrempelige ontmoetingsgelegenheden. Ook persoonlijk gerichte schuldhulpverlening, psychische ondersteuning op maat en activering van mensen moet direct en nabij geregeld worden.
Ik besef dat het een hele klus is om preventie zo op te zetten dat een gezonde zorgzame samenleving op alle niveaus wordt gerealiseerd. Het gaat om samenleven van mensen en niet over markten. De kaders worden nu te veel vanuit de organisatie en het marktdenken opgesteld, en de inhoud staat dan niet ter discussie. We zouden dat juist wel moeten doen, en dat vereist een cultuuromslag bij de overheidsorganen. Zij moeten niet alleen sturen en toetsen op basis van kaders en procedures, maar durven denken en richting geven op basis van de vraag wat het beste is voor de samenleving.
Om een voorbeeld te geven: we kunnen het toenemend probleem van obesitas bestrijden door medische ingrepen zoals een maagverkleining, maar ook investeren in gezonde voeding en stimuleren van bewegen. De eerste aanpak is voor de overheid de gemakkelijke weg: we laten medisch deskundigen en de verzekeraar toetsen of iemand aan de voorwaarden voldoet, en dan kan de ingreep plaatsvinden. De tweede aanpak is een stuk lastiger omdat we dan in de persoonlijke levensstijl ingrijpen, en daarmee wordt een standpunt ingenomen over collectieve waarden en normen. In dat geval moet de samenleving uitdragen dat niet alles wat mogelijk ís ook gedaan moet worden, en dat je niet alles hoeft te hebben wat je kunt krijgen. In de huidige individualistische, op behoeftebevrediging gerichte maatschappij is dat een lastige boodschap, temeer omdat we wel mensen willen waarschuwen aan de kant van consumptie, maar weinig restricties opleggen aan de kant van productie. Ongezonde levensmiddelen mogen vrijwel onbeperkt op de markt komen.
In het onderwijs geldt dat de huidige nadruk op cognitieve leerprestaties ter discussie kan worden gesteld en dat het samenwerken en de creatieve en sociale ontwikkeling meer aandacht moeten krijgen. De broodnodige samenwerking van veel betrokken partijen bij de jeugdzorg moet beter van de grond komen. Daardoor kan er een sfeer van wederzijds respect en vertrouwen worden gekweekt tussen groepen zoals ouders, onderwijs, zorginstellingen, professionals. Zet jongeren, ouders, artsen, jongerenwerkers en andere hulpverleners in hun kracht door ze aan te spreken op hun verantwoordelijkheid en professionaliteit. Mensen moeten uit hun comfortzone worden gehaald. Voorbeelden hiervan zijn het besef dat de praktijk mag afwijken van ons beeld van het ideale gezin, en dat daarom dwang alleen mag worden toegepast als het echt niet anders kan.
Hulpverlenen is vooral laten zien hoe het kan, en anderen instrumenten geven om dat in de praktijk te brengen en het ook als dagelijkse routine tussen de oren te krijgen. Hoe kook je elke dag een gezonde maaltijd, hoe maak je efficiënt schoon, e.d. Samen kijken hoe het wel lukt is de motor tot verandering. En daarbij zal en mag je fouten maken, want volwassen worden en opvoeden is leren. Daar hoort ook bij het leren omgaan met je eigen beperkingen en met tegenslagen. Kinderen zijn geen last en geen luxe en opvoeden is soms een zware verantwoordelijkheid. Volhouden van ander gedrag dan je gewend bent is misschien wel de zwaarste opgave en daarom moet ondersteuning niet te snel worden afgebouwd.
Om als maatschappij goed te functioneren moet worden geïnvesteerd in het constructief samenleven. Jongerenwerkers en opbouwwerkers kijken naar verschillende mogelijkheden en alternatieven, gezinszorg en wijkverpleging verlenen praktische hulp. Maar de ouders blijven primair verantwoordelijk.
We hebben experts nodig die met hun poten in de klei staan, en die van aanpakken weten om de problemen van armoede, schuld, verslavingen, agressie, frustratie, ongezonde levensstijl te lijf te gaan. De kunst is om in de nabije omgeving te beginnen met het geven van handvatten; thuis, op school, in de buurt of bij verenigingen. Daar liggen de oplossingen voor het oprapen. Specialistische hulp is dan alleen nodig in extreme situaties en dat is een zware opgave waarvoor de beste professionals moeten worden ingezet en waar er geen marktwinst te vinden is. Een opgave waarvoor de overheid aan zet is.