De oplossing van het pietenprobleem is om het ambtelijk te zeggen suboptimaal, maar niet slecht genoeg om er serieus tegen in het geweer te komen
Steeds meer Nederlanders laten zich de roetveegpiet aanleunen. Volgens I&O Research is nu een kleine meerderheid van de bevolking bereid daarmee genoegen te nemen. Een onderzoek van EenVandaag wijst in dezelfde richting.
Toch is Jerry Afriyie, voorman van KOZP ontevreden. Hij maakt zich zorgen over de motivatie achter de omwenteling. Enquêtes geven steevast aan dat verreweg de meeste ondervraagden in Zwarte Piet geen racisme zien. Ze zijn vaak wel tot aanpassingen bereid om de lieve vrede te bewaren of omdat zij het kinderen die zich gestigmatiseerd zien door de kleur van Pietermanknecht best gunnen. Waarom zou je er zo’n punt van maken? Het onderwijs is wat dat betreft massaal óm. Uit de meeste sinterklaasetalages en reclames is Piet ondertussen geheel verdwenen en moet de sint zich met zijn paard alleen tevreden stellen. Ondernemers willen voor- noch tegenstanders voor het hoofd stoten.
Tegen het AD zei Afriyie: “Je moet niet veranderen om mij een plezier te doen, je moet stoppen met Zwarte Piet omdat je geen feest wilt vieren ten koste van een ander. Pas als dat besef er is, ben ik gerust gesteld.” Het is niet voldoende het leven te beteren. Je moet je zonden ook voor het front van de gemeente erkennen. Je moet het hoofd buigen en toegeven dat je fout zat. Dat jij destijds ten onrechte weigerde in te zien dat gedichten schrijven, cadeautjes inpakken, boegeroep en rammelen op je eigen voordeur onderdeel uitmaakten van een racistische praktijk. Zonder berouw geen vergeving.
Jerry Afriyie en KOZP vonden met hun acties tegen Zwarte Piet snel gehoor bij de autoriteiten en de opiniemakers omdat de Nederlandse samenleving van compromissen aan elkaar hangt. Als een groep duidelijk omschreven grieven naar voren brengt, dan probeer je daarmee in overleg te treden. Doel is een oplossing te vinden waarin iedereen zich kan vinden. Inderdaad: het bewaren van de lieve vrede is een kernwaarde in het traditioneel zo verdeelde Nederland. De roetveegpiet is een typisch voorbeeld. Hij is blank genoeg om de tegenstanders van een Zwarte Piet tevreden te stellen terwijl de voorstanders van de traditie zich vastklampen aan de roetvegen: hij is toch nog een beetje zwart. De oplossing van het pietenprobleem is om het ambtelijk te zeggen suboptimaal, maar niet slecht genoeg om er serieus tegen in het geweer te komen. Dat is vaak het beste wat je in het verdeelde Nederland kunt bereiken. De meerderheid hierzo heeft geleerd zich hierbij neer te leggen: de zuiveren, de preciezen komen altijd in de zijlijn terecht. Kijk maar naar de Oud-Gereformeerde Gemeente en het Communistisch Platform. Zij zijn buitengeworpen waar het geween is en gekners der tanden.
Zo wordt de zwarte Zwarte Piet teruggedrongen tot de kringen die buiten de gemiddelde goegemeente vallen. Niet voor niets houdt Zwarte Piet stevig stand in de provincie Limburg, waarvan de inwoners zich traditioneel een beetje apart voelen en – tot in het recente verleden niet ten onrechte – gediscrimineerd door de Hollanders, die zo goed weten hoe het hoort.
De actie tegen Zwarte Piet in Nederland is gebaseerd op twee belangrijke uitgangspunten die niet ter discussie mogen staan:
1. Wie waar ter wereld het gezicht zwart maakt, doet dat per definitie om mensen van Afrikaanse afkomst belachelijk te maken en klein te houden.
2. Zwarte Piet is van oorsprong een slaaf. De traditie is een uitvloeisel van de transatlantische slavenhandel.
Je kunt dat natuurlijk zo aanvoelen op grond van je eigen referentiekader maar daarom hoeft het helemaal niet het geval te zijn. Het verhaal van Pinocchio is ook niet bedoeld om personen met een grote neus in een kwaad daglicht te stellen. Tot de dogma’s van KOZP behoort de overtuiging dat Zwarte Piet niet alleen racistisch oogt maar ook in wezen racistisch is. Dezer dagen retweette Afriyie een column over Zwarte Piet door Paulien Cornelisse, schalkse spreekbuis van net Nederland. Hij schreef erbij: “Een niet racistisch zelfbeeld is een illusie als je in een land woont met racistische wortels. Wat er rest is dat wij als land erkennen dat wij niet onschuldig waren, het verleden een plek geven en samen bouwen aan een racismevrije toekomst.”
Opnieuw het thema schuld en boete, alles opgeladen met de bewering dat dit land racistische wortels heeft. Het kwaad moet blijkbaar worden uitgerukt.
Jerry Afriyie plaatst zich daarmee in een oud-Nederlandse traditie. Hij staat op één lijn met ds. Bernardus Smijtegeld, ds. Gerrit Kersten, pater Borromeüs de Greeve OFM of om een hedendaags voorbeeld te geven ds. Arie Huijser. Het is de benadering van de hagenpreken en de vastenmeditaties. Je ziet hem als het ware op de preekstoel dat zware houten kruis van zijn nek rukken. Hij smijt het in het middenpad en roept: “Sta maar op. Doe het maar. Vertráp dat kruis”.
Jerry Afriyie is een boetprediker geworden. Zijn wiegje mag dan in Ghana hebben gestaan, hij is om met Bakhuizen van den Brink te spreken “Van Hollandsche potaard”.
Ondertussen horen de meeste Nederlanders boetpredikers graag aan maar luisteren er niet naar. Ze lopen na het laatste “amen” gesticht de frisse buitenlucht in en vertrappen daar onwillekeurig het ene kruis na het andere. Dat heeft Smytegeld al moeten ervaren.