Stel je voor: na een paar prettige sollicitatiegesprekken krijg je een eerste aanstelling op de universiteit. In zijn brief schrijft de professor:
“Ik hoor dat U een knappe en charmante echtgenote hebt. Ik kan een dergelijk bezit niet als voorwaarde stellen tot een benoeming maar ik voel mij wel verplicht U mee te delen dat de standaard van vrouwelijk schoon onder de echtgenotes van onze broeders hier hoog is en tot dankbaarheid stemt. Het doet mij genoegen dat Uw vrouw haar steentje bij zal dragen aan het hoog houden van deze standaard. Ik zie er naar uit U beiden te mogen begroeten als lid van onze academische gemeenschap”.
Dat zou je vandaag de dag toch met bevreemding lezen. Wie weet maak je er werk van, desnoods jaren da dato.
Toch is dit letterlijk vertaald uit een aanstellingsbrief die de jonge historicus Lewis C. Perry kreeg toen hij benoemd werd aan de State University of New York in Buffalo. De ondertekenaar is John. T. Horton en de datum 16 december 1965, op de helft van de jaren zestig, kort voor het eerste begin van de tweede feministische golf.
Lewis is begin dit jaar overleden. Waarschijnlijk heeft zijn zoon David de aanstellingsbrief tussen zijn nagelaten papieren gevonden. Hij plaatste hem op Twitter.
Lewis Perry maakte een prachtige carrière. Hij publiceerde zijn leven lang boeken, over Ierland in de negentiende eeuw, het anarchisme, burgerlijke ongehoorzaamheid. de anti-slavernijbeweging en de intelligentsia in de Verenigde Staten. Het huwelijk waar Horton naar verwijst, hield geen stand. Lewis’ eerste vrouw Ruth Perry maakte ook een indrukwekkende academische carrière en wel op het kruispunt van vrouwenstudies en literatuurwetenschap. Zij kwam ten slotte op het Massachusetts Institute of Technology (MIT) terecht. Lewis Perry vond een nieuwe levenspartner in Elisabeth Israels , die zich specialiseerde in vrouwengeschiedenis. Haar in memoriam stelt dat zij en Lewis heel wat seksistische hinderpalen ontmoetten bij hun gezamenlijke strijd voor de combinatie van ouderschap met twee wetenschappelijke loopbanen.
John T. Horton, de ondertekenaar van de brief, ging in 1967 met pensioen als hoofd van de Vakgroep Geschiedenis in Buffalo. Hij bleef tot 1973 college geven en ontving van zijn universiteit verscheidene eerbewijzen. Zijn kracht zat meer in bestuur en beheer dan in wetenschap. Nou wordt hij decennia na zijn overlijden, toch bekend. Dankzij de sociale media.
De brief laat zien hoe de tijden veranderen. Horton dacht ongetwijfeld dat hij met die alinea over vrouwelijk schoon tegelijk intellectueel, geestig, vriendelijk en complimenteus overkwam. Smaken verschillen niet alleen, maar ze veranderen ook.
Voor het overige ben ik van mening dat het toeslagenschandaal niet uit de publieke aandacht mag verdwijnen en de affaire rond het Groninger aardgas evenmin.
Beluister het Geheugenpaleis, de podcast van Han van der Horst en John Knieriem over politiek en geschiedenis.>