Het is tijd om de geschiedenis te herschrijven en het propagandaverhaal - dat tot op heden verteld wordt - te vervangen door feiten
Kortgeleden zag ik een video die me diep raakte en terugwierp in de tijd. Ik voelde me weer dat meisje van de basisschool dat een boekje kreeg over wat er in de Tweede Wereldoorlog met de joden was gebeurd. De witte kaft met enkele zwarte silhouetten van kinderen staat nog op mijn netvlies gegrift.
De inhoud was eigenlijk te pijnlijk voor me om te lezen. Ik had net mijn moeder verloren en die wond was nog vers. Verlies… daar ‘wist’ ik ook iets van. Al was dat niet wat tot op denkniveau kwam. Ik voelde het en hoefde daar geen boekje voor te lezen. De kaft had me al voldoende geraakt.
Mijn vriendinnetje wilde later in een kibboets gaan werken. Zeker na de Zesdaagse Oorlog. Verschrikkelijk, dat mensen, die al zoveel verloren hadden, nu weer met een oorlog geconfronteerd werden. Het sterkte mijn vriendin in haar voornemen. Gaan helpen in die nieuwe staat Israël. Ik wenste dat ik dat dúrfde te willen, maar mijn onzekerheid, mijn onbewuste verlangen naar bescherming liet dat niet toe. Maar ik vond haar voornemen een voorbeeld van wat je zou kunnen doen in zo’n situatie.
Twee herinneringen waarmee ik ben opgegroeid en waardoor ik Israël een warm hart toe bleef dragen. Tot er in de jaren 80 kritische krasjes op kwamen. Het was in die tijd dat ik schreef:
De onderdrukte vecht tegen zijn onderdrukker;maar hoe vaak gaat het niet miswanneer de onderdrukte zelf de macht krijgt…Hoe oneindig grootmoet een hart zijn om deze cirkel te doorbreken…De mens die in zijn leven zichzelf en de anderals gelijke grootheden respecteertzal democratisch kunnen handelen.’
In 2009 ontmoette ik een joods-Israëlische vrouw, met een belangrijke economische functie. Ze was tevens vredesactiviste en spande zich in voor vrede tussen joden en Palestijnen. Voor een vreedzame toekomst voor beide volkeren. Voor de drie prominent aanwezige religies in het gebied.
Ze was naar Nederland gekomen voor hulp. “Als vredesactivisten wordt ons de mond gesnoerd. Als ergens steun vandaan moet komen, dan is dat toch zeker van Nederland, met jullie Stad van Vrede, een Vredespaleis, jullie inzet voor gerechtigheid. Deel het in Europa, laat Europa zich sterk maken voor de rechten van Palestijnen. Van de Verenigde Staten hoeven we niets meer te verwachten.” Haar noodkreet raakte me en motiveerde me om me meer te verdiepen in wat er speelde in het Midden-Oosten. Ik sloot me aan bij een politieke Midden-Oosten-groep.
Vanaf dat moment ontmoette ik meer joden, meer Israëliërs, meer Palestijnen. Hoorde hun verhalen. Ontdekte mooie onderlinge contacten binnen Israël en de Palestijnse gebieden. Niet alleen haat, maar lichtpuntjes van samenwerking tussen christenen en joden, tussen moslims en joden. Het hielp me nuanceren. Maar mijn blik op de Israëlische politiek kantelde wel. Ik zag een bezetter, die een mensonwaardig beleid voert dat op een deel van de bevolking gericht was. Soldaten die om niets burgers doodschieten. Kinderen ’s-nachts van hun bed lichten. Burgers die een baby spiesen en verbranden.
Politieke leiders zwijgen over deze grove schendingen van mensenrechten, van het internationaal recht waaraan Nederland zich heeft gecommitteerd.
Enkele jaren later zit ik in een vliegtuig dat uit Tel Aviv komt en schuin achter me zit een onrustige groep Israëlische soldaten. Ze spreken luid over Amsterdam, waar ze naar toe gaan om te ontspannen en drugs te gebruiken. Ik hoor het aan. Mijn nieuwsgierigheid is groter dan het lichte gevoel van afkeer dat in me opwelde toen ik me bewust werd van wie er achter me zaten. Een van hen wordt verschillende malen door zijn kameraden tot kalmte gemaand. Ik kijk om en zie de wilde blik in zijn ogen.
Die blik… Wat verschrikkelijk. Het zal je zoon maar zijn. Opgefokt, door hoe hij zich als militair moet gedragen? Wat zou zijn geschiedenis zijn? Wat heeft hij gedaan, vanuit de overtuiging dat Palestijnen zijn vijanden zijn en dat hij voor de rust en vrede in zijn land tot het uiterste mag gaan? Ik heb met hem te doen en een gevoel van afschuw komt over me – over de indoctrinatie en desensibilisering die deze militairen hebben ondergaan. Ze staan op dit moment voor mij symbool voor alle militairen die te goeder trouw voor hun vaderland tegen een ‘vijand’ moeten vechten. Wat doen wij onze jongeren aan? Waarmee vullen wij hun geest, hun hart?
Een vooraanstaande Palestijns-joods-Israëlische delegatie komt op bezoek bij de Tweede Kamer. Het CDA, de organisator, en een VVD-lid zijn de enige Kamerleden die bij het gesprek zijn. De andere partijen schitteren door afwezigheid. De delegatieleden roepen de Nederlandse politici op tot een veel steviger stellingname tegen het Israëlische (apartheids)beleid. Niet veel later komt een joods-christelijke delegatie op bezoek op het CDA-partijbureau. Ook zij drukken ons op het hart om actie te ondernemen.
Al jaren neemt niet alleen de verborgen maar ook zichtbare annexatie door kolonisten, van de weinig overgebleven Palestijnse gebieden, schrikbarend toe. Een Kamermeerderheid houdt de Israëlische regering de hand boven het hoofd en het kabinet doet alles om te zwijgen over het vele en grove onrecht dat een bezetter de bezette bewoners aandoet. Ik herinner me wat ik eerder schreef over macht. Mijn onmacht doet pijn.
Het wordt 2021 en weer laait er een flinke strijd op tussen Israël en de bewoners van Gaza en zelfs hier en daar in steden in Israël en de Palestijnse gebieden. We zien nu live hoe Israël allerlei (burger)gebouwen opblaast. Hoe kinderen vol angst ineengekropen zitten, schuilend bij volwassenen. Een meisje, een kind nog, uit voor de camera haar machteloosheid. Ze wil dokter worden, mensen helpen, maar ze kan niets tegen dit geweld doen. Hartverscheurend. Op internet delen joden van over de hele wereld de video waarin joodse mannen vol vuur ‘Dood aan de Arabieren’ zingen. Vlak naast de Al-Aqsa moskee in Jerusalem.
Maar dan komt, voor mij, het dieptepunt nog. Ik krijg een video gemaild met een toespraak van Miko Peled, de kleinzoon van een van de ondertekenaars van Israëls Onafhankelijkheidsverklaring, en zoon van Mattityahy Peled, generaal in de Zesdaagse oorlog in 1967. Hij verhaalt met documenten hoe niet Egypte de oorlog begon tegen Israël, maar Israël tegen Egypte. “Israël werd niet bedreigd. De generaals wilden de oorlog omdat zij een kans zagen. Israël begon een massieve aanval tegen zijn Arabische buren, tegen Egypte. Omdat het Hoge Commando hun legers wilde uitschakelen en hun land wilde.”
Het was goed uitgekiend, omdat Egypte een van de grootste legers had van de Arabische landen in de regio – en slecht was voorbereid op oorlog. “Het had anderhalf, twee jaar nodig om klaar te zijn voor een oorlog. “Dit is een kans. Wij moeten aangeven en herhalen dat we bedreigd worden, als drukmiddel op de publieke opinie en de regering om ons groen licht te geven.” Mensen wérden bang, de regering werd onder druk gezet – en de generaals kregen groen licht… “In 5 dagen was de oorlog over. Het was een leugen. En al werd dat later toegegeven, het herhalen dat Israël bedreigd werd bleef plakken.”
Het kind in me voelt zich diep bedrogen. Maar dat weegt niet het zwaarst – ik denk aan de zovele oprechte joden, die tot op de dag van vandaag onder hun huid een constant angstgevoel kennen, door deze leugen.., aan de haat die hierdoor is gezaaid in de harten van vele mensen…
Het is tijd om de geschiedenis te herschrijven en het propagandaverhaal – dat tot op heden verteld wordt – te vervangen door feiten. Hoe niet de Arabische landen, maar Israël zélf de agressor was, die in 1967 de oorlog begon tegen haar buurlanden. Dat de gezaaide angst verzonnen was.
Tijd om breed te delen dat het geweld jegens Palestijnen door de Israëlische overheid, die jaarlijks $3,8 miljard steun van de VS ontvangt en in het bezit van kernwapens is, door politieke leiders nimmer gebagatelliseerd mag worden als ware het ‘recht op zelfverdediging.’ Het is tijd om onder ogen te zien dat in het Midden-Oosten apartheid-politiek en sluipende genocide plaats vinden jegens Palestijnen en dat wij vuile handen maken door dat beleid economisch en politiek te steunen. Het is tijd om de bezetting te beëindigen.
En het is de hoogste tijd om onze jongeren te leren dat de waarheid op een dag naar boven komt, omdat mensen een geweten hebben, dat zegt dat het creëren van vijanden, het uitsluiten van mensen, het doden van anderen niets oplost. Dat onderdrukking leidt tot wraak en nimmer tot vrede.
Het is tijd om onze medemenselijkheid vorm te geven en onrecht ongedaan te maken. Door recht te doen.