Is Parijs bereid de bondgenoten in Bamako te laten vallen?
• 23-01-2013
• leestijd 4 minuten
Onafhankelijk Mali-tribunaal mag niemand sparen
Het Internationaal Strafhof in Den Haag heeft aangekondigd oorlogsmisdaden in Mali te onderzoeken. Dit heeft aanklaagster Fatou Bensouda bekend gemaakt. Uit een vooronderzoek, opgestart in juli 2012 op verzoek van de Malinese regering, is genoeg aanleiding gebleken om een officieel onderzoek te starten. Sinds januari 2012, het begin van de opstand in Noord-Mali, zijn er aanhoudend berichten over moord, mishandeling, verkrachting, marteling en plundering. Misdaden tegen de menselijkheid waar de burgerbevolking het slachtoffer van is.
De beslissing van het Strafhof is volkomen gerechtvaardigd. Er is alle aanleiding om aan te nemen dat de strijdende partijen zich niet aan de conventie van Genève, of enig andere vorm van internationaal recht houden. De islamistische groeperingen als Ansar Dine en Al Quaeda in de Maghreb (AQIM) handhaven in de door hen bezette gebieden een extreme interpretatie van de shari’a, het islamitische recht. Lijfstraffen als steniging en amputatie worden gebruikt om de burgerbevolking te intimideren. Het drinken van alcohol, het roken van een sigaret, het luisteren naar muziek of het dragen van parfum, het is allemaal verboden. Wie het toch doet wacht lijfstraffen.
Met name vrouwen en kinderen hebben te lijden onder het juk van de islamisten. Vrouwen die niet voldoende gesluierd zijn lopen het risico om te worden gestenigd. Jonge meisjes lopen het gevaar van straat te worden geplukt en als ”bruiden” te worden ”’uitgehuwelijkt” aan de jihadisten. Human Rights Watch sprak met een meisje van 14, die vertelde dat zes jihadisten haar hadden ontvoerd en gedurende vier dagen om de beurt met haar ”’trouwden”’ – een excuus om haar te verkrachten.
Ook maken de strijdende partijen gebruik van kindsoldaten. Ivan Šimonović, assistent-secretaris generaal voor de mensenrechten van de Verenigde Naties, bracht hier in oktober 2012 een rapport over uit. De jihadisten kopen jonge jongens van hun families – volgens Šimonović voor een bedrag van gemiddeld 375 dollar per kind – om ze wapentrainingen te geven en als rebel op te leiden.
De berichten betreffen overigens niet alleen de jihadistische rebellen. De MLNA, de Tourag-rebellen die zich inmiddels tegen de jihadisten lijken te keren, hebben evenmin schone handen. In april 2012, toen de MLNA nog het overwicht in het noorden had, rapporteerde Human Rights Watch al over plunderingen,verkrachtingen en het gebruik van kindsoldaten door rebellen van deze beweging. Specifieke kritiek kreeg het plunderen van ziekenhuizen, scholen en andere civiele gebouwen door de MLNA.
Geen van de noordelijke rebellengroepen lijkt het dus nauw te nemen met de mensenrechten. Het Internationaal Strafhof heeft de belangrijke taak uit te zoeken wie precies voor welke daad verantwoordelijk is geweest.
Net zo belangrijk is dat de Malinese regering- die zelf om het onderzoek van het Internationaal Strafhof heeft gevraagd- bij dit onderzoek niet buiten schot mag blijven.
Er zijn genoeg redenen om aan te nemen dat ook de Malinese autoriteiten een aan dergelijk onderzoek onderworpen dienen te worden. De Malinese regering is niet democratisch verkozen, maar komt voort uit een militaire staatsgreep, gepleegd in maart 2012. De hoofdstad Bamako wordt met harde hand geregeerd. Soldaten die zich kritisch uitlieten over de legerleiding zijn ‘verdwenen’. Mishandelingen komen ook vaak voor. Een soldaat meldde dat sommige van zijn strijdmakkers werden vastgebonden en dagenlang eenzaam waren opgesloten met een prop in de mond, omdat ze niet loyaal zouden zijn aan de legerleiding. Anderen kregen sigarettenpeuken tegen de huid gedrukt. Van een vrije pers is in het door de regering gecontroleerde deel van Mali uiteraard ook geen sprake. Journalisten uit Bamako die kritisch over het bewind schreven werden door regeringsgetrouwe milities geïntimideerd. Dioncounda Traore, de nieuwe interim-president van het land, verklaarde bij zijn inauguratie de ”totale oorlog aan de rebellen”, wat duidelijk blijkt uit het optreden van het Malinese leger. Toen zaterdag 19 januari de stad Niono met hulp van de Franse luchtmacht werd ingenomen, heeft het Malinese leger jacht gemaakt op “verdachte” burgers. Dit was een schaamlap voor schaamteloos racisme. Met name Touaregs en Arabieren in deze stad moesten het bij deze actie immers ontgelden.
In Mali dreigt als gevolg van al het geweld een humanitaire crisis. De UNHCR, de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties, schat dat door het conflict inmiddels 700.000 mensen op de vluchten zijn geslagen. Van hen bevinden zich 300.000 binnen Mali zelf, terwijl nog eens 400.000 richting buurlanden als Niger en Burkina Faso zijn gevlucht.
Nederland moet zich in VN-verband hard maken voor een staakt-het-vuren in Mali. Het beëindigen van de wreedheden tegen burgers en de opvang van de vluchtelingen heeft hierbij de eerste prioriteit. Daarnaast moet het Internationaal Strafhof de ruimte krijgen om alle mogelijke schendingen van de mensenrechten in dit land te onderzoeken. Dit onderzoek moet door alle lidstaten van de Verenigde Naties worden gesteund en dient breed te worden opgezet. Dat wil zeggen, geen van de strijdende partijen mag hierbij gespaard worden. Het is echter de vraag of Parijs bereid is de bondgenoten in Bamako te laten vallen. Lees
hier de bekendmaking van het Internationaal Strafhof