Als Israël het Eurovisie Songfestival gisteren had gewonnen, had het evenement zichzelf misschien wel opgeblazen.
De EBU heeft zich als organisator van het Eurovisie Songfestival in grote problemen gebracht door Israël als deelnemer toe te laten. Sinds de eerste deelname van het land in 1973 werd deze al impliciet gebruikt als propagandamiddel om de bezetting van Palestijnse gebieden en onderdrukking van het Palestijnse volk onder het tapijt te vegen. In 2019 gebeurde dat zelfs letterlijk, toen het festival werd gehouden in het gebied waar het door Israël vernietigde Palestijnse dorp Al-Shaykh Muwannis lag.
Israëlische ambassades en belangenorganisaties hebben het Eurovisie Songfestival áltijd al politiek gebruikt. Toen de Ethiopisch-Israëlische zangeres Edene Alene Israël in 2021 vertegenwoordigde op de Rotterdamse editie, verspreidde het CIDI posters met ‘Edene Alene vertegenwoordigt Israël bij het Eurovisie Songfestival. Apartheid?’
De deelname van Israël was niet opeens dit jaar politiek, de deelname van Israël was altijd al politiek. Dat het dit jaar tot een uitbarsting kwam, komt uiteraard door de gebeurtenissen van de afgelopen zeven maanden.
Zelfs op Times Square werd opgeroepen om op Israël te stemmen
Waarom Israël dit jaar niet werd uitgesloten? De echte reden zullen we misschien nooit weten, maar de Israëlische hoofdsponsor Moroccanoil heeft hier mogelijk een rol in gespeeld.
De consequentie van Israëls deelname was in ieder geval groot. De spanningen op de festivalvloer in Malmö bleken enorm. En wereldwijd werden tv-kijkers opgeroepen om op Israël te stemmen. Zo adverteerden Israëlische ambassades en belangenorganisaties in verschillende landen met een oproep om stemmen uit te brengen op hún deelnemer Eden Golan. Het consulaat-generaal in New York adverteerde zelfs op Times Square: ‘Vote #6 www.esc.vote. Vote now up to 20 times.’
In de wetenschap dat veel publieksstemmen gewoonlijk worden verdeeld over veel verschillende deelnemers, hoef je in absolute aantallen niet eens heel veel stemmen te hebben om met zó’n campagne de begeerde 12 punten van de televoters binnen te halen.
En dat is precies wat afgelopen donderdag bij de tweede halve finale al gebeurde. Israël behaalde in de meeste landen 12 punten. Nederland werd vlak daarachter tweede, terwijl Kroatië de publieksjury won van de eerste halve finale op dinsdag.
Gisteren, tijdens de finale, won Kroatië nipt de publieksstem van Israël; het verschil was een minieme 14 punten. De uiteindelijke winnaar Zwitserland bleef achter, maar won dankzij de vakjury’s, die overigens opvallend weinig punten aan Israël gaven.
Heeft Joost Klein het voortbestaan van het festival gered?
Maar wat nu als Nederland gisteren níet was uitgesloten? De stemmen op Nederland zouden dan niet ten koste van de politiek gemotiveerde Israël-stemmers zijn gegaan, maar juist ten koste van Kroatië, Zwitserland en andere landen. Favorieten als Nederland, Kroatië en Zwitserland hadden de hoge puntenaantallen dan met elkaar moeten delen, ook die van de vakjury’s. Met als gevolg dat de kans op een Israëlische overwinning groot zou zijn geweest.
Dat het voortbestaan van het festival hiermee in gevaar zou zijn gekomen, is helder. De spanningen rondom Israël/Palestina zijn momenteel immers gigantisch. Te midden van al deze spanningen had het festival zichzelf bij een Israëlische overwinning misschien wel onbedoeld opgeblazen.
Want de voor de tv-kijker vakkundig weggefilterde protesten tegen Israël waren gisteren in de zaal zó groot, dat een nieuwe editie in Israël door een fors deel van de songfestivalfans niet zou zijn geaccepteerd. Ook de winnaar van vorig jaar, Loreen, had al aangegeven de award niet te zullen uitreiken bij een Israëlische overwinning.
Dat alles brengt ons tot de volgende kernvraag. Is Joost Klein door de organisatie bewust geofferd om dát rampscenario te voorkomen? Of kwam het incident de festivalorganisatie toevallig heel erg goed uit?
Wat het antwoord ook is, Joost Klein zou weleens de martelaar kunnen zijn die het voortbestaan van het Eurovisie Songfestival heeft gered.