Insomnia
• 26-01-2020
• leestijd 2 minuten
Nachtenlang lag ik wakker, ofwel van de pijn in mijn buik, ofwel van het gepieker.
“Hallo! Goed geslapen?” Ik vond het een uitstekende begroeting bij de opening van een fototentoonstelling over slapeloosheid. Nee, was mijn antwoord, ik had niet goed geslapen. Maar op deze plek was dat opwekkend nieuws: ik hoorde erbij.
Na een slaapwekkend openingswoord van de museumdirecteur – was dit opzet? – mochten wij slapelozen eindelijk naar de zaal waar wijzelf werden geëxposeerd. Aan een nachtblauwe muur hing mijn portret. Ik was gefotografeerd terwijl ik op regenlaarzen over de dijk liep en met een zaklamp in het gras scheen. ‘Vrouw zoekt slaap’ dacht ik erbij. De wanden hingen vol benauwende geënsceneerde foto’s van mensen die worstelden met de nacht. Fotograaf Annabel Oosteweeghel had de duistere wanhoop in haar expositie Insomina zo goed weergegeven dat ik me opgelucht voelde toen ik de museumzaal mocht verlaten. Alsof het ochtend werd en het bij daglicht allemaal niet zo erg was als het leek.
De laatste maanden kreeg ik veel mee van het donker. Ik was ziek, en lange tijd wist geen arts wat er met me aan de hand was. Nachtenlang lag ik wakker, ofwel van de pijn in mijn buik, ofwel van het gepieker. Wat had ik? Hoe lang zou het duren? Was dit mijn einde? Hoe moest het met Job? Ter afleiding keek ik Netflix, als ik niet aan het googlen was op dodelijke ziektes. Nu, tig onderzoeken later, weet ik dat het een darminfectie is geweest. Het gaat beter, maar als ik overdag druk ben, is de nacht doorwaakt. Het gepieker is alsof je op een borrel naast de verkeerde staat. Mijn gedachten blijven maar tegen me aanpraten, terwijl ik al lang ben afgehaakt. Wegkomen gaat niet.
Tijdens de receptie in het Zwolse museum stond een van de slapeloze gasten opzichtig te gapen. Ze keek me aan en zei: “Hier mag dat.”