Vanwege zijn enorme bijdrage aan het geluid van The Beatles zou Emerick eigenlijk als co-producer moeten worden vermeld
Hoewel technicus Geoff Emerick nooit producer-credits kreeg is hij misschien wel minstens zo belangrijk geweest voor het geluid van The Beatles als zijn baas George Martin. Hij debuteerde als 15-jarige bij The Beatles, nog voor hun doorbraak, tijdens de opnames van hun eerste single ‘Love Me Do’ in 1962. Emerick was destijds de assistent van Norman Smith, die tot Rubber Soul (1965) de techniek deed bij Beatles-sessies. Daarna vertrok Smith, onder meer om Pink Floyd en The Pretty Things te gaan produceren en kon Emerick promotie maken.
Eén van de eerste Beatles-sessies met Emerick in z’n nieuwe rol was ook meteen een van zijn meest monumentale, namelijk de eerste sessie voor het album Revolver, de opname van Tomorrow Never Knows’ op 1 april 1966. Dit nummer was z’n tijd decennia vooruit, onder meer omdat het grotendeels bestaat uit loops en (analoge) samples, een techniek die pas mainstream zou worden met de doorbraak van hip-hop in de late jaren 80.
Emerick drukte meteen zijn stempel op het geluid van The Beatles door Ringo Starrs trommels vol te stoppen met dekens en kussens om het geluid te dempen. Vervolgens plaatste hij de microfoons veel dichter bij dan voor de kwetsbare membranen en voorversterkers acceptabel werd geacht, waarbij hij ook de officiële reglementen van EMI overschreed. Om Paul McCartneys bas zwaarder te laten klinken bouwde hij een speaker om tot microfoon en plaatste die pal voor de basversterker. Dit kwam hem bijna op ontslag door EMI te staan. Maar hoewel drie van de vier Beatles zich zelden erg warm of geïnteresseerd jegens hem opstelden kwamen ze als viertal in opstand om Emericks baan te redden. Vervolgens herschreef hij zo’n beetje alle regels. Er bleef maar één regel over: Doe nooit iets twee keer hetzelfde. Emerick experimenteerde gretig met compressors, limiters, oversturing en het rechtstreeks inpluggen van (bas)gitaren en elektrische piano’s.
Spanning Vanwege zijn enorme aandeel in het tot stand komen van het beroemdste Beatles-album Sergeant Pepper’s Lonely Hearts Club Band zou Emerick eigenlijk met terugwerkende kracht als co-producer moeten worden vermeld. Althans dat vond Elvis Costello, met wie Emerick ook twee albums maakte. Emerick liep echter wel een burn-out op door zijn werk met The Beatles. Met uitzondering van McCartney waren deze namelijk ietwat arrogant en veeleisend jegens hun technici. De spanning was soms te snijden in de studio. Bovendien werkten The Beatles bij voorkeur ’s nachts, wat inhield dat ook hun personeel een normaal sociaal leven moest ontberen. Tijdens de opnames van The White Album in 1968 haakte Emerick dan ook af, wat wél weer carrièrekansen opleverde voor twee andere toekomstige legendes: Chris Thomas en Alan Parsons.
Toen The Beatles hun producer George Martin plechtig beloofden nog één keer hun best te doen om te werken zoals voorheen kwam ook Emerick terug en ‘bouwde’ de sound voor Abbey Road. Voor zowel dit album als Pepper ontving Emerick een grammy award.
Na The Beatles werkte Emerick onder meer aan McCartney’s albums Band On The Run, Tug Of War en Flaming Pie. Hij werkte verder met onder meer Ultravox en Supertramp en was de technicus voor ‘Stuck In The Middle With You’ van Stealers Wheel. Tevens nam hij de demo van Kate Bush op die haar een platencontact zou opleveren. Hij is daarmee dus een van ‘them heavy people’ [who were] ‘rolling the ball’ voor Kate.
Keukengerei In zijn autobiografie Here There And Everywhere, My Life Recording The Beatles, was Emerick weinig lovend over met name George Harrison, hoewel hij hem krediet geeft als producer, en hem roemt omdat hij de solo van ‘Something’ live met orkest inspeelde. Ringo Starr verweet hij dat hij een van de mooiste masterstudio’s ter wereld liet slopen om er een showroom te bouwen voor keukengerei, een project waar Starr vervolgens al snel geen interesse meer in had. Lennon verweet hij hypocrisie, onder meer omdat hij zich ‘the working class hero’ noemde terwijl hij en Yoko Ono in een kwartier het weeksalaris van gewone werknemers als Emerick uitgaven aan kaviaar en andere luxeproducten, die hij vervolgens niet op at. Andere oudgedienden van Abbey Road weerspreken Emerick echter, en stellen dat hij te negatief was, met name over Harrison.
Emerick’s verhouding met Harrison was mogelijk gespannen omdat George als jongste Beatle en degene die het minst werd gewaardeerd door George Martin in Emerick een bedreiging zag voor zijn eigen positie in de hiërarchie. Emerick was bovendien bij uitstek de protégé van McCartney. Emerick werkte snoeihard voor The Beatles maar kreeg er aanzienlijk minder geld en waardering voor dan bijvoorbeeld George Martin. In het heetst van de strijd stond hij er vaak alleen voor tegenover vier oververhitte diva’s. Wellicht kleurde dat zijn herinnering.
Geoff Emerick zal zelf echter vooral herinnerd worden om de sonische revolutie die hij eind jaren ’60 ontketende. Daarvoor komt hem als technicus misschien nog wel meer lof toe dan The Beatles zelf.