Ik wil niet deelachtig zijn aan het negativisme waarin deze verkiezingscampagne uitblonk
Zaterdag staat in De Standaard een column van iemand die ons aanraadt zondag ons hart niet te vergeten als we gaan stemmen. ‘Ga zaterdagmiddag gewoon in de zon zitten en vergeet alles wat u de laatste weken hebt gehoord. Laat na de ratio de emotie maar opborrelen. (…) Vrijwel alle beslissingen zijn in eerste instantie emotioneel en worden daarna (eventueel) rationeel verantwoord. Ook de grote. Hoe hebt u ooit uw lief gekozen? Na een stemtest? Na een audit van uw toekomstige schoonfamilie? Een auto kiest u ook emotioneel.’
Ik verslikte me welhaast in mijn zaterdagse koffie toen ik het las: wie een politicus op één lijn zet met mijn lief, neemt een bocht die nog korter is dan het lontje van Bart De Wever. Maar als ik écht het advies ter harte zou nemen om zondag mijn emotie te volgen, dan zou ik – ik krijg het bijna niet over mijn lippen – misschien blanco stemmen. Ik wil gerust in de zon gaan zitten, maar vergeten wat onze politici de voorbije weken hebben gezegd, dat kan ik niet. Want wat, dames en heren, jongens en meisjes, hebben wij van de voorbije campagne geleerd?
Slecht toneelstuk, slechte acteurs Dat er plastic kabouters in verschillende kleuren bestaan, en dat wanneer de ene partij met een gele kabouter ten tonele verschijnt, een andere partij een foto tweet van een rode kabouter die zijn middelvinger opsteekt.
Dat sommige politici zich als panda verkleden, en andere op 1 mei in het rond hossen op de tonen van ‘Al wie da nie springt, is N-VA.’
Dat mensen op wier woord we zouden moeten kunnen bouwen en vertrouwen uitspraken doen die ze daarna terugtrekken door de woorden ‘context’ en ‘rukken’ naast mekaar te plaatsen. Dat een ander doorsnee mens omwille van dat soort gedrag al snel zijn C4 onder de neus krijgen, maar deze politici er gemakkelijk mee weg komen – en als ze al de laan zouden worden uitgestuurd, hoeven ze kennelijk niet te vrezen, want het schijnt dat werklozen met een goed CV hier meteen een andere job vinden.
We hebben, kortom, geleerd dat politiek in deze campagne geen slecht toneelstuk met schitterende acteurs was, maar een slecht toneelstuk met te veel slechte acteurs.
Voor Neda en de zes van Leuven Toch zal ik zondag niet mijn emotie volgen, en dus niet blanco stemmen. Dat zou ik een negatief signaal vinden, en ik wil niet deelachtig zijn aan het negativisme waarin deze verkiezingscampagne uitblonk. België is een die bevoorrechte landen waar we in alle vrijheid onze stem kunnen uitbrengen, en aan dat democratisch recht wil en zal ik niet verzaken. In juni 2009 maakte ik de presidentsverkiezingen in Iran mee. De bevolking hoopte op meer vrijheid onder Mir-Hossein Mousavi en stemde massaal op hem, maar de verkiezingen werden gefraudeerd en Ahmadinejad kwam opnieuw aan de macht. Het Iraanse volk trok de straat op. Honderden mensen werden gearresteerd en daarna gefolterd in de gruwelgevangenissen van de Islamitische Republiek. Op twee straten van mijn hotel werd een meisje neergeschoten dat vreedzaam protesteerde met de slogan ‘Where is my vote?’ Ze heette Neda en was een jaar jonger dan ik. Ze stierf op het koude asfalt in de straten van Teheran – gewoon omdat ze vrij wilde zijn. Ik wist toen dat zoals een vis niet weet dat hij in de zee zwemt, wij in het Westen niet weten in wat voor een oceaan van vrijheid we mogen ronddobberen.
Hoe vaak ik ook een afkeer heb gevoeld voor bepaalde politici en hun manier van campagne voeren; ik breng zondag mijn stem uit op die partij die zich volgens mij het minst overgaf aan negativisme en kinderlijk gekissebis, en ik breng die stem uit omdat zelfs wanneer stemmen een plicht is, het een voorrecht is – een voorrecht is waarvoor mensen als Neda helaas hun leven hebben moeten geven.
Het is nog niet eens zo lang geleden dat dat ook in ons land het geval was, en daar herinnert Dichter des Vaderlands Charles Ducal ons aan in een prachtig gedicht dat hij speciaal voor de verkiezingen heeft geschreven. Het gaat over zes mannen die meer dan een eeuw geleden sneuvelden voor het algemeen stemrecht, en voor wie op het Quiten Metsysplein in Leuven een monument is opgericht:
STEMADVIES van de zes van Leuven Slapeloze nacht vóór de stemming. Zes mannen staan op uit het plein, uit de krijtlijn, de koperen bloedplas en gaan door de straten, dwars door de late drinker, het kussend stel, de zingende student, en slaan hun kop op de deuren, de klop van zes schedels die als een geheugen hun dood
willen ingeprent in ieder huis. In de slapende hoofden gisten de leuzen, dobberen onvrede, wrevel en angst voor de tijden die zwart zijn, fluiten
de stemmenvangers hun deuntjes opnieuw en opnieuw tot de prachtigste leugens. De huizen zijn zonder voedsel voor inzicht en strijd. Het is tijd om op te staan, bonken de schedels. Het is zo lang geleden dat het de slaap niet verstoort. Maar hier of daar moet er een toch ontwaken, een die onthoudt wat hij juist heeft gedroomd.
De stemmenvangers, onze politici, hebben hun deuntjes maandenlang opnieuw en opnieuw tot prachtige leugens omgevormd, en daar mogen we verontwaardigd om zijn. Maar nooit zal ik dat een reden laten zijn om te verzaken aan mijn stemplicht; nooit zal ik het een reden laten zijn om zondag niet het bonken van zes schedels op mijn deur te horen die mij hun dood inprenten en me eraan herinneren dat ik moet, nee, mag ontwaken om te gaan stemmen.