Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Ik ergerde me in de trein aan iemand met een hoorbare snotneus. En wat er toen gebeurde...

  •  
06-06-2022
  •  
leestijd 11 minuten
  •  
15008 keer bekeken
  •  
relaxed-in-de-trein-zon-schijnt-perfect-alleen-die-lege-weilanden-zo-wreed-haal-de-koeien-uit-de-stal-pls_7260367462_o

Het was rustig in de treincoupé. Ik liet me op een stoel bij het raam zakken en haalde op het scherm het boek tevoorschijn dat ik wilde lezen. Lezen is een van de redenen dat ik graag met de trein reis. De auto lijkt soms wat praktischer maar als ik dan in file sta denk ik aan de boeken die ik zou kunnen lezen. En zou willen lezen.

De trein raasde door het landschap. Ik opende het boek en begon aan een nieuwe reis in mijn hoofd. Ik beschouw een boek lezen als reizen met je geest, net als een film kijken.

Toen was er plots het geluid. Voor me werd een snotterende neus opgehaald. Zo’n gereutel dat klinkt als de laatste ademtocht van een soldaat die aan het front stikt in zijn eigen bloed. De vergelijking klinkt misschien wat vergezocht maar het geluid is echt afschuwwekkend. Het is als een boer laten maar dan met je neus. Je hoort de lichaamssappen borrelen.

Na de lange haal waarbij alle snot het lichaam weer ingetrokken werd volgde een korte haal om de restjes die nog bij de rand van de neusholte rondhingen naar binnen te sleuren. Toen was het weer stil in de coupe. Op het gesuis van de trein na maar dat geluid is zo constant dat het na verloop niet meer opvalt. Je hersenen filteren het weg.

Even later klonk opnieuw het geluid van het ophalen van snot. De persoon, die ik niet kon zien, zat op de stoel recht voor me. Hij of zij was in de weer met de eigen dos lang haar en zwierde de lokken over de rugleuning tot ze voor me hingen. Daarna werden ze weer teruggetrokken. Als de tentakels van een octopus. Ik was blij dat ik geen voedsel had geplaatst op het uitklaptafeltje dat aan de rugleuning voor me was bevestigd.

Na de derde ophaal wilde ik de persoon, ik vermoed een vrouw, een papieren zakdoekje aanbieden maar nog voor ik dat tevoorschijn had gehaald bedacht ik me. Was zo’n gebaar wel een goed idee?

Hoffelijkheid
Ik ben opgevoed met de regel dat je je hoffelijk moet gedragen, dat wil zeggen dat je er op uit bent het leven van een ander te vergemakkelijken dan wel te veraangenamen. Een deur openhouden, iemand voor laten gaan, iets aanbieden, er verzorgd uitzien, groeten en bedanken, dat soort dingen. Maar was dit wel een hoffelijk gebaar? Ik bedoel, ik wilde de persoon van dienst zijn door een zakdoek aan te bieden maar dat zou tegelijkertijd opgevat kunnen worden als een teken dat ik hinder ondervond. Wat natuurlijk ook zo was. Dat kon juist ongemak veroorzaken en misschien zelfs als beledigend worden ervaren. Ik wikte en woog de argumenten terwijl ik wachtte op de volgende snotsnuif.

Ik besloot het aan Twitter voor te leggen in zo neutraal mogelijke bewoordingen omdat ik serieus antwoord zocht en me ook voorstelde dat de persoon de tweet misschien wel zou lezen. Of een ander in een soortgelijke situatie. Ik wilde geen snotter-bashing veroorzaken. Of me aan snot-shaming schuldig maken.

Stel, iemand op een stoel voor je in de verder stille trein zit voortdurend zijn of haar neus op te halen. Kun je die persoon dan een papieren zakdoek aanbieden of is dat onbeleefd?

Uit de reacties werd duidelijk dat het merendeel het aanbieden een goed gebaar vond. “Ik was laatst zakdoekjes vergeten, in de trein, was ook voor mezelf reuze irritant.”

Enkelen vonden het ook een goed gebaar omdat de persoon in kwestie zo subtiel werd gewezen op onacceptabel gedrag. Maar dat wilde ik juist niet. Weliswaar stoorde ik me aan het gesnotter maar dat wil niet zeggen dat die ergernis het me meteen het recht gaf de ander openlijk te corrigeren. Ik begrijp dat mensen geneigd zijn het gedrag asociaal te vinden maar dat wilde ik niet vinden. Ik wist immers niet waarom de persoon deed wat deze deed. Het is riskant om het gedrag als asociaal te bestempelen omdat je er een keten van gedachten in gang zet die je al snel in een verkeerde richting duwt. Zoals wantrouwen dat zo vaak doet. Door de ander als slecht te zien en jezelf als goed verdring je twijfel ten voordele van jezelf. Het is een pad waarvan het lastig terugkeren is.

Er werd ook gewezen op een mogelijke medische oorzaak, zoals bijvoorbeeld chemotherapie. In dat geval zou een enkele zakdoek volstrekt onvoldoende zijn. Een doekje voor het bloeden, zogezegd. Als het een bloedneus was geweest had het wel weer gekund. Maar ik kon niet zien of dat zo was en de snotteraar leek niet bezorgd of in paniek, wat vaak wel gebeurt in zo’n geval.

Tot slot wezen enkele reacties op een mogelijkheid die ik vaag vermoedde: er zijn mensen die bewust niet snuiten uit overtuiging. Ze menen dat het ongezond is. In dat geval is zo’n zakdoek aanreiken te vergelijken met een onbekende een sigaret aanbieden: ik wil je graag ziek maken.

Gezondheid
Welja, je neus niet snuiten. Terug naar de natuur. Belachelijk. Wappies. Dat was meteen de gedachtegang die in me opkwam. Zo reageer ik vaker automatisch op iets dat ik niet ken maar me wel slecht uitkomt. Het is niet de slimste reactie want wat wist ik ervan? Niets. Ik wist alleen maar dat ik het vies vond. Als een kind dat voor het eerst andijvie krijgt voorgeschoteld.

Ophalen klinkt vies maar na een kort consult bij dr Google werd me duidelijk dat veel artsen zeggen dat het wel degelijk beter is dan snuiten. Door het ophalen komt het snot in je maag terecht en worden ziektekiemen verdelgd door je maagzuur. Bij snuiten kan het juist in bijholtes terechtkomen en daar voor meer ellende zorgen. Bovendien beschadig je door snuiten het afweersysteem van je neus dat bestaat uit fijne haartjes. En je loopt ook nog kans je oren te beschadigen. Overigens is niet wetenschappelijk bewezen dat ophalen beter is dan snuiten, maar ook niet slechter, dus het is een kwestie van geloven. Geloof is vaak de sterkste overtuiging. Je moet immers wat als je geen bewijs hebt.

Maar het gaat me niet om de vraag of het een nu beter is dan het ander. Ik merkte dat ik vooral ongemak voelde doordat een handeling van mezelf die ik tot voor kort vanzelfsprekend achtte - alstublieft, een zakdoek - dat ineens niet meer was. Sterker nog, dat die handeling totaal tegenovergesteld uitgelegd kon worden. In plaats van hoffelijk was het dan iets passief-agressiefs. Dat idee kwetste me. Ik, die geen enkel kwaad in de zin had, kwam ineens in de hoek van de agressors terecht. Het deed denken aan andere maatschappelijke discussies van deze tijd en de verontwaardiging waarmee die gepaard gaan. Zoals bij wantrouwen past worden ze dan ook nog aangevuld met een verdenking van kwade opzet. “Je doet dat alleen maar om mij...” Voor je het weet zit je in een maatschappelijke vechtscheiding.

Vrijheid
Veel van die debatten worden gegoten in een voor of tegen, een manier van denken die populair is geworden door de Franse filosoof René Descartes die legendarisch is geworden door zijn uitspraak ‘ik denk dus ik besta’. De tegenstelling zit al in die geniale constatering, je bestaat of je bestaat niet. Het idee dat er een tussenpositie kan zijn wordt uitgesloten.
Populisten zijn dol op de voor of tegen vragen. Je kunt er toehoorders heel gemakkelijk een gewenste kant mee uitduwen. Daarom zijn referenda ook zo populair bij populisten. De werkelijkheid is meestal veel minder zwartwit, of liever gezegd zelden zwartwit. En wordt dat ook steeds minder. Dat lieten de antwoorden ook zien.

Wat me daarbij opviel is de toename aan mogelijkheden. Ik stelde een ja-nee vraag maar het bleek dat erachter een scala aan mogelijkheden lag. En dat geldt niet alleen voor snot. Ik ben bijvoorbeeld het grootste deel van mijn leven al vegetariër. Dat was vroeger ook het enige alternatief. Je was vegetariër of niet. Nu zijn er pescatariërs, flexitariërs en veganisten. Het is inmiddels niet ongebruikelijk dat op de menukaart van een restaurant een hele reeks opties aangeboden wordt. Het bijzondere is dat die verandering is ingezet kort nadat vegetarisme meer geaccepteerd ging worden. Eerst was daarvan geen sprake. “Iets vegetarisch? Nee, dat hebben we niet,” klonk het dan. Alsof je een oneerbaar voorstel had gedaan.

Totdat het na een lange strijd plots veranderde. Nog maar een paar jaar geleden ging een voedselgigant als Unilever over tot het opnemen van het v-label op verpakkingen. Nu is dat overal gebruikelijk. Dat is een interessant fenomeen. Als vrijheid eenmaal doorbreekt verspreidt het zich snel. Als water bij een sluis die opengaat. Want daar hebben we het over vrijheid: meer keuze betekent meer vrijheid.

Wie gewend is in heldere, beperkte indelingen: ja-nee, zwart-wit, nl’er of niet, en tevreden is met een van de twee opties kan die toegenomen vrijheid ongemakkelijk of overdreven vinden maar het bredere scala biedt niet alleen meer keuzes,  het doet ook meer recht aan de werkelijkheid. De simpele wereld verdampt en ja, dat doet soms pijn. Het is als ontdekken dat Sinterklaas niet bestaat. Ik was gewend mezelf als progressief te zien als vegetariër, nu ben ik plots ouderwets, razendsnel voorbijgestreefd door de veganisten.

Technologie
Maar goed, laat ik niet verder afdwalen, daar zat ik dan met mijn zakdoekje en de neusophaler voor me. Wat te doen? Ik koos voor een veilige derde weg, ik zette mijn koptelefoon op en de noise cancelling aan. Een weldadige rust overviel me maar dat duurde maar even. Nu sloot ik me af voor de rest van de wereld, realiseerde ik me. Ik maakte mezelf ook onbereikbaar voor mijn medepassagiers. Dat is pas asociaal. Bovendien had ik het probleem wel opgelost voor mezelf maar niet voor de anderen, inclusief de neusophaler wellicht.

Technologische oplossingen zitten vaker zo in elkaar. Je lost iets voor jezelf op maar niet voor de wereld. Die wordt hooguit geatomiseerd. In plaats van dat we met z’n allen in dezelfde treincoupé zitten, isoleren we ons van elkaar. Bubbles worden dat meestal genoemd maar ik vind dat misleidend. Bubbles zijn niet zo op zichzelf, ze vormen gezamenlijk schuim. Ze zijn als verzameling ook een bubbel, ze kunnen in elkaar opgaan. Dat is met dit gedrag niet het geval. Het lijkt meer op in een auto stappen. Dan word je ook van de rest van de wereld afgesloten en het leidt vrijwel onvermijdelijk tot asociaal gedrag. Voor een automobilist zijn alle andere weggebruikers obstakels, constateerde George Monbiot.

Daar zat ik dus met mijn koptelefoon op. Angèle zong: Solo, blijf solo, het is voor mij voorbij, ik er geen woorden meer voor. Teveel moeite, niet de moeite waard, ik leer mezelf solo te blijven.

Dat ging natuurlijk over de liefde. Maar net als het een slecht idee is om de liefde af te zweren vanwege een gebroken hart, is het ook geen goed idee me terug te trekken in mijn oorschelpen vanwege het geluid van anderen.

Keuzes
Ik dacht na over hoffelijkheid, hoe dat een manier is om de wereld beter te maken en jezelf een goed gevoel te bezorgen. Maar wat als de wereld dat niet meer op prijs stelt? Of deed ik het verkeerd? Zoals ik ook heb moeten leren dat je een blinde alleen maar helpt door te vragen of hij of zij hulp nodig heeft en je er zeker van bent dat hulp gewenst is. Geen hulp krijgen is erg maar hulp opgedrongen krijgen is bijna net zo vreselijk.

Misschien zou ik in dit geval kunnen zeggen: mocht je een papieren zakdoek willen, dan heb ik er een. Dan kan de persoon dat beleefd afwijzen. Bij acceptatie kan ik dan het hele pakje geven, dat voorkomt dat de oplossing tekort schiet.
De trein stopte, de neusophaleres, het bleek een vrouw, stond op en stapte uit. Probleem opgelost maar dit was te leuk om het denken te beëindigen. Misschien bevatte het wel een sleutel tot veel meer. De vrouw was er niet meer maar haar gedrag reisde nog mee. Zoals gedrag vaker een rimpeleffect geeft. Een vriendelijke lach toegeworpen krijgen geeft langer een goed gevoel dan deze zelf duurt. Hoffelijkheid drijft ook op dat rimpeleffect. Het gaat verder dan het ene moment, het schept vertrouwen.

Stel dat ze het aanbod van een zakdoek afgeslagen had? Dan had ik alsnog mijn koptelefoon op kunnen zetten want ik zat achter haar en dat zag ze niet. Zag ze het wel dan zou het anders zijn, dan was het opzetten van de koptelefoon een mogelijke vorm van passieve agressie: kijk, ik heb last van je. Dan werd ik het tegendeel van wat ik wilde zijn.
Last hebben van, dat was misschien de sleutel tot dit alles. Waarom had ik eigenlijk last van dat neusophalen? Is het werkelijk zo’n afschuwelijk geluid? Waarom is een paard dat briest dan juist leuk? Dat lijkt er toch wel op. Of het water dat wegkolkt in een gootsteen.

Snot
Was er misschien iets anders mee verbonden? Ging het me om de onbehoorlijkheid? Door dat neus ophalen kreeg ik het idee dat de vrouw geen rekening met me hield. Ze drong als het ware met haar geluid mijn personal space binnen.

Het idee van de personal space komt uit de psychologie. En uit de VS natuurlijk, een samenleving waar alles draait om jezelf dingen toe-eigenen. Wie daar het beste in is wint. Het concept is in de jaren ‘50 ontdekt, of bedacht. Dat er een zekere ruimte om je heen is waar je extra alert op bent. Gaandeweg is het steeds meer een sociaal verschijnsel geworden. En een uiting van dreiging. Kom je te dichtbij? Volgens neuroloog Michael Graziano, auteur van The Spaces Between Us, wordt de personal space steeds feller verdedigd onder invloed van social media en online communicatie. Bij gebrek aan fysieke ruimte en waarneming gaan mensen online op een veel asocialere manier met elkaar om. Dat heeft effect op het echte leven, mensen worden defensiever. We schieten sneller in de verdediging. Waar de verdediging paraat is staat meestal ook de ergernis klaar.

Ik herlas de reacties op Twitter op mijn vraag en vroeg me af hoeveel van de antwoorden zouden afvallen als ik mijn medepassagiers in deze coupe openlijk dezelfde vraag gesteld zou hebben en ze ten overstaan van elkaar moesten antwoorden. Een kringgesprek. Misschien ben ik naïef of goedgelovig maar ik vermoed dat het wantrouwen en de afkeuring gericht tegen de snotteraar minder zou zijn geweest. Dat er meer sprake van begrip of tolerantie zou zijn.

Dat kan aantrekkelijk klinken. Zie je wel, we deugen, het is dat verderfelijke internet. Maar dan zou ik misschien ook niet te weten gekomen zijn dat er zoveel verschillende opties waren. Want dat is natuurlijk het mooie van social media, je komt met een veel breder scala aan meningen en mensen in aanraking. Ook al is dat soms ongemakkelijk.

Zou het mogelijk zijn dat ik me niet ergerde aan het snotophalen? Dat ik het zou beleven als een van de vele geluiden in de trein. Het gesis van de deuren, het gerammel van de wagon, het gesuis van een passerende trein.
Volgende keer, zo nam ik me voor, zou ik beleefd informeren of de persoon misschien een zakdoek wilde. En als dat niet zo was dan zou ik me er niet aan ergeren.

Het probleem is wel dat ergeren ook een vorm van vermaak is. Je bent hier terecht gekomen omdat ik beschreef hoe vreselijk het was in die trein met die asociale vrouw. Dat leest lekker. Voor veel mensen zijn sociale media ideaal omdat je er zo ongehinderd kunt klagen. Of kunt afgeven op anderen. Heerlijk is het. Voor jezelf althans, voor anderen ligt het misschien anders. Het is het snot van de samenleving.

Delen:

Praat mee

Onze spelregels.

0/1500 Tekens
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.