Blijven de uitgangspunten van de grondwet voldoende gewaarborgd, of zien we na 200 jaar Staten-Generaal
het einde van zelfstandige beslissingsbevoegdheid?
“Iedere discriminatie, met name op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid, is verboden.”
Artikel 1 van de Grondwet uit 1815. Er is in het verleden al veel discussie geweest over innerlijke tegenstrijdigheden van die wet. De constitutionele monarchie op basis van erfopvolging laat zich bijvoorbeeld moeilijk rijmen met het in artikel 3 gestelde ‘’alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar.” Ook de in artikel 40 omschreven vrijstelling van belasting voor de Koning staat op gespannen voet met het verbod op discriminatie op basis van sociale afkomst.
Los van mogelijke interne tegenstrijdigheden biedt 200-jaar Staten-Generaal een goede aanleiding te bezien welke reikwijdte de bescherming die de grondwet ons biedt. Bij de totstandkoming van de wet werden de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden verenigd tot het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Een overzichtelijk grondgebied met een grondwet die vooral bedoeld was voor binnenlands gebruik.
Maar welke betekenis heeft de Grondwet van 1815 nu en in de toekomst voor het staatsbestel van Nederland, in een kleiner wordende wereld met steeds groter wordende verantwoordelijkheden en steeds grotere crisisgevoeligheid?
Duidelijk is dat de macht van de beide kamers der Staten-Generaal meer en meer wordt overgedragen aan het Europees parlement en hoewel de totstandkoming van een Europese grondwet in Nederland in 2005 met een overtuigende meerderheid werd afgewezen, kwam die er toch, zij het onder een andere naam.
Er kwam een gezamenlijke Europese munt, een Europees bankentoezicht, een Europese monetaire crisis en de beweging van een Economische via een Monetaire naar een Politieke Unie wordt door velen als een voldongen feit gezien. De Verenigde Staten van Europa, met dien verstande dat de gemeenschappelijke idealen in de EU verder weg lijken dan ooit.
De vraag is of de uitgangspunten van de Nederlandse grondwet voldoende gewaarborgd blijven, of dat het feest dat we vieren ter gelegenheid van 200 jaar Staten-Generaal de afsluiting betekent van een tijdperk van zelfstandige beslissingsbevoegdheid. Folklore die terugblikt op vervlogen tijden.
Wat betekent de Nederlandse grondwet voor handelsverdragen zoals TTIP en CETA die landelijke wetgeving en rechtssystemen zouden kunnen gaan overvleugelen? Welke impact heeft de internationalisering van wet- en rechtssystemen op de zeggenschap van de burger en de invloed op het beleid? Zijn de consequenties van ons particuliere en zakelijke handelen nog tot onze eigen verantwoordelijkheid te rekenen, of begeven de gevolgen ervan zich steeds verder buiten ons blikveld?
Wie is verantwoordelijk voor het dumpen van Europese kippenvleugels en –poten in Ghana, met desastreuze gevolgen voor de lokale markten daar? Wie is nog verantwoordelijk voor vrijhandelsverdragen waarbinnen arbeidsomstandigheden, milieuvoorschriften, dierenwelzijn, duurzaamheid het bedrijfsleven meer macht bieden dan landelijke overheden toekomt? Wie is verantwoordelijk voor de Europese verdeling van groepen vluchtelingen?
Het ontbreken van individuele verantwoordelijkheid voor gevolgen van een vergaand gedelegeerde aanpak zullen de kloof tussen arme en rijke landen vooral vergroten.
Wil het vieren van 200 jaar grondwet geen afscheidsfeest worden van collectieve waarden die Nederland haar betekenis in de wereld gaven, dan is alertheid geboden.
Onze welvaart is goeddeels geworteld in de armoede van anderen, ons leefcomfort is de tegenhanger van bittere armoede en uitbuiting elders.
200 Jaar Staten-Generaal zou een heroriëntatie kunnen vormen op onze verantwoordelijkheden in een steeds complexere wereld die zucht onder een onhoudbare vraag van steeds meer wereldburgers naar het welvaartsniveau van westerse landen.
De Nederlandse grondwet, met name artikel 1 zou maatgevend moeten zijn voor ons handelen wereldwijd. Het opkopen van grond in Afrika, het kappen van Braziliaans regenwoud voor onze veeteelt, het gedogen van kinderarbeid en andere vormen van uitbuiting ten behoeve van onze binnenlandse consumptiehonger zijn niet te rijmen met wat artikel 1 ons voorschrijft.
Het wegvallen van grenzen vergroot de kans op normvervaging. 200 jaar Staten-Generaal biedt de mogelijkheid tot een herijking van het besef dat de aarde genoeg biedt voor ieders behoefte, maar niet voor ieders hebzucht.