Het belangrijkste verschil tussen bijstand en basisinkomen is dat die eerste voorwaardelijk is
Krijgt Nederland een basisinkomen? Een paar jaar geleden zou die vraag nog zijn weggehoond, maar inmiddels klinkt steeds vaker de roep om toch eens serieus te gaan experimenteren met dit inkomensbeleid.
Opiniemaker Rutger Bregman (bekend van De Correspondent en het boek ‘ Gratis geld! ’) zette het basisinkomen op de agenda, waarna zelfs D66 er een motie over aannam op haar honderdste landelijke congres – ondanks een tegensputterende partijtop. Donderdagavond debatteerde D66-pleitbezorger Sjir Hoeijmakers (een jonge Limburgs/Brabantse econometrist) in de Haarlemse debatzaal De Pletterij met SP-parlementariër Paul Ulenbelt over de voors en tegens van een basisinkomen.
De toon werd gezet door een video van VVD’er Robin Fransman (eveneens uitgenodigd maar verhinderd), die eerder in Pakhuis De Zwijger een basisinkomen bepleitte ter vervanging van álle sociale toeslagen. Deze rechtse variant van het basisinkomen lijkt vooral bedoeld om de bijstand af te kalven en heeft buiten VVD-kringen nauwelijks steun.
Het betoog van Fransman was reden voor SP’er Ulenbelt om de hedendaagse interesse voor basisinkomens plompverloren te diskwalificeren als een simplistisch rechts idee. “Wie met een simpele oplossing komt, is een fascist of de oplossing deugt niet.” Een basisinkomen bevoordeelt ook de rijken, dus zegt Ulenbelt ‘njet’. Maar ja, de huidige bijstand deugt volgens het Kamerlid evenmin, dus blijft er voor hem weinig over om voorstander van te zijn. Wat wil de SP dan wél?
Daar waar Ulenbelt (en ook Fransman) zich nadrukkelijk bedient van partij-retoriek, was het een verademing dat Hoeijmakers dit juist nadrukkelijk achterwege liet. Hij is niet politiek actief binnen D66, dat helpt allicht. Aan de hand van een nogal technische Powerpoint-presentatie legde Hoeijmakers geduldig uit wat het basisinkomen inhoudt, welke financiële effecten het heeft en hoe het kan worden ingezet.
Basisinkomen of bijstand? Het belangrijkste verschil tussen bijstand en basisinkomen is dat die eerste voorwaardelijk is: niet alleen zijn er voorwaarden om ervoor in aanmerking te komen, maar bovendien wordt aanvullend verdiend geld fiscaal afgeroomd. De belastingdruk op extra inkomen is voor bijstandsgerechtigden dus eigenlijk 100%. Een basisinkomen heeft die voorwaarden niet, waardoor het dus echt loont om te gaan werken. Hoe meer je bovenop een basisinkomen verdient, des te meer belasting je betaalt. Daarmee kost het de staat dus in feite niets extra’s. Oftewel: daarmee ontkrachtte Hoeijmakers een veelgehoord tegenargument, namelijk dat een basisinkomenstelsel onbetaalbaar zou zijn.
Het debat ging over drie afwegingen om voor of tegen het basisinkomen te zijn: rechtvaardigheid, betaalbaarheid en haalbaarheid. Haalbaar en betaalbaar is het systeem zonder meer, zeker als je voor een tussenvorm tussen bijstand en basisinkomen zou kiezen. De meeste discussie gaat over de rechtvaardiging van het concept – ook deze woensdag in Haarlem. Daar spelen politieke dogma’s een sleutelrol: links vindt het basisinkomen niet rechtvaardig omdat ook rijkeren er aanspraak op mogen maken, rechts vindt het niet rechtvaardig omdat niksdoen ermee wordt beloond.
Kafkaëske voorwaarden Ulenbelt wond zich terecht op over de vernederende uitvoering van de bijstand in Nederland. Hij wil een bijstand met minder kafkaëske voorwaarden, net als vermoedelijk iedereen. Waarom dan niet dat onvoorwaardelijke basisinkomen daarvoor in de plaats? Ulenbelt en Hoeijmakers kwamen uiteindelijk tot een soort compromis voor een minder voorwaardelijke tussenvorm, maar die mocht van de SP’er dan toch vooral géén ‘basisinkomen’ worden genoemd.
Of er ooit een stelsel met basisinkomens wordt ingevoerd met steun van de SP blijft trouwens sterk de vraag. Weinig hoopvol was de kritiek van Ulenbelt op de eerste ideeën van een tiental gemeenten om te experimenteren met basisinkomens. Hoeijmakers, die binnenkort zelf met deze gemeenten gaat brainstormen, was daarin een stuk pragmatischer: zonder die experimenten worden we niks wijzer en verandert er nooit wat. Het basisinkomen blijft dus nog wel even een onvoorwaardelijk onderwerp van discussie.