Het eufemisme 'huidhonger' bevalt mij niet. De politiekcorrecte behoefte aan newspeak is naar mijn stellige overtuiging zinloos.
‘Huidhonger’. Kent u die uitdrukking?
Ik vind het een beetje een vies woord. Maar dat ligt misschien aan mij.
Vies vooral omdat het eufemisme, de ingebakken nieuw-modernistische preutsheid mij niet bevalt.
Zeg: ‘aanrakingsverlangen’, en ik ga met u mee. Maar ga ervanuit dat u dan ook letterlijk dat bedoelt.
Zeg: ‘Ik ben geil’, en we hebben een gesprek.
Jazeker, ook ik, alleenstaand, ‘honger’ nu en dan naar de aanraking en de intimiteit, ben wel eens ongericht geil. Maar om maatschappelijke redenen enige terughoudendheid betrachten is een klein offer voor de gezondheid van de vele naasten in risicogroepen, die mij te lief zijn om te verliezen. Dat gesprek, die discussie over verlangen, behoefte en ‘burgerzin’ – een onbegrijpelijke term soms – voer ik graag. Een intimiteit die verder gaat dan louter reppen van het verlangen zelf.
Het eufemisme ‘huidhonger’ bevalt mij niet. De politiekcorrecte behoefte aan newspeak is naar mijn stellige overtuiging zinloos: het benoemen van wat bedoeld wordt is essentieel in een democratische maatschappij. Het uitschakelen of verbieden van de ongewenste mening is zinloos en contraproductief. Discussie is van levensbelang, meer misschien nog dan seks. En daartoe is het duiden van wat bedoeld wordt, ook het aanduiden van onderscheid van belang.
Belangrijker is evengoed de legitimatie die het eufemisme beoogt: uit geilheid burgerlijk ongehoorzaam zijn is moeilijk te legitimeren. Een eufemistische term, een wetenschappelijk klinkende verklaring voor slachtofferschap, ‘honger’, wie kan ‘honger’ te lang weerstaan? Hoeveel offer kan men vragen? Verhongeren niet, toch?
Die waarde van het woordgebruik, de ontkenning van het werkelijke dilemma: mijn behoeften tegenover het maatschappelijk belang van beheersing, het onmaatschappelijk belang de eigen behoefte te laten prevaleren en te legitimeren door het dilemma te ontkennen, is in alles afkeurenswaardig.
Wie zijn of haar seksuele behoeften voorrang geeft, gun ik die vrijheid. Ook dat hoort bij de democratische maatschappij. Ook ik sluit niet uit dat ik, zo lang als de crisis duren zal, een keer zal ‘zondigen’. Via apps en websites die volledig functioneel blijven, maar vroom melden dat zij niet bedoeld zijn waarvoor zij bedoeld zijn, door een toevallige ontmoeting, binnen de zeldzaamheid van toevallige ontmoetingen dezer dagen, of op de vele andere wijzen waarop seks in onze tijd dichterbij is dan ooit tevoren en tezelfdertijd verder af.
Maar ik zal eerlijk zijn in mijn verantwoording.
Eufemismen onnodig. Een zwak excuus dat ik niet gebruiken wil.
Ik ben het niet van plan. Zonder mij tot priester te bekeren, plan ik op abstinentie. Het is een klein offer om tijdelijk te brengen.
En voor wie de huidhonger toch te hoog wordt? Wellicht dat vleesvervangers verlichting kunnen brengen.