Het onderzoek naar de rol van de onderwijsinspectie door de Auditdienst van het Rijk (ADR) in de ongeldig verklaarde vmbo-diplomazaak laat een onthutsend beeld zien. De in dit rapport opgenomen conclusies, aanbevelingen en de inspectierapporten zijn voor iedere deskundige op het gebied van (re-)organisaties en herstructurering alarmerend te achten. Helder en duidelijk worden de zwakke plekken van het systeem van toezicht, de uitvoering van het interne toezicht door een raad van toezicht en het externe toezicht van de inspectie blootgelegd. Resultaten die vragen om drastische maatregelen om de onderwijsinspectie beter te laten functioneren voor het doel waar ze ooit voor is opgericht. Namens de overheid verantwoord toezicht houden!
Ondermaats kwaliteitsniveau van toezicht door onderwijsinspectie In voornoemd onderzoek wordt glashelder inzichtelijk gemaakt dat de inspectie volstrekt niet in staat is om in crisissituaties adequaat te kunnen handelen. Waardoor onnodig en te vroeg vmbo-diploma’s ongeldig zijn verklaard. Met desastreuze gevolgen voor studenten, ouders en docenten. Maar de belangrijkste uitkomst van het door de Auditdienst van het Rijk (ADR) uitgevoerde onderzoek was wel dat gemelde “signalen” van ouders door de inspectie niet serieus genomen werden.
ADR-onderzoek is niet geheel onafhankelijk Het ADR-rapport over de rol van de onderwijsinspectie wordt misleidend als onafhankelijk onderzoek gepresenteerd. Terwijl er van een 100% onafhankelijkheid geen sprake is. De opdracht tot het onderzoek is namelijk gegeven door de inspecteur-generaal van de inspectie. En de bevindingen zijn voor openbaarmaking eerst uitvoerig met laatstgenoemde besproken alvorens tot publicatie is overgegaan. Dat gebeurt in de praktijk wel vaker maar in deze voor de samenleving en alle direct betrokkenen zeer ernstige zaak is dat uiterst opmerkelijk te achten. De conclusies en aanbevelingen kunnen dus bewust gematigder en diplomatieker zijn gepresenteerd dan vanuit strategisch organisatorisch oogpunt om te komen tot noodzakelijke verbeteringen, gewenst is. Ex-bestuursvoorzitter Postema van de Maastrichtse scholenkoepel heeft dit bezwaar tegen het ingestelde onderzoek derhalve terecht als kritiek naar buiten gebracht.
Nalatigheid raad van toezicht is onderwijsinspectie ook aan te rekenen In het onderzoek over het bestuurlijk handelen bij de Maastrichtse scholenkoepel LVO concludeert de inspectie onder meer dat er sprake is geweest van ernstige nalatigheid van het bestuur en de raad van toezicht. Laatstgenoemde is als interne toezichthouder verantwoordelijk voor het deugdelijk uitvoeren van toezicht bij de instelling. Mocht die in haar toezichthoudende taak tekortschieten dan kan dat ook de externe toezichthouder, de onderwijsinspectie, verweten worden. Die is immers op haar beurt eindverantwoordelijk voor het uiteindelijke toezicht in het onderwijs. En derhalve ook voor nalatig intern toezicht. Zeker nu bekend is geworden dat de inspectie signalen van ouders heeft genegeerd en gemelde misstanden waaronder het falend intern toezicht niet tijdig heeft aangepakt.
Onderwijsinspectie heeft meer meldingen over ernstige misstanden volstrekt genegeerd De ouders van de vmbo-leerlingen die signalen hebben gemeld zijn niet de enige melders van misstanden in het onderwijs waar de inspectie na de melding niets mee heeft gedaan. De reden? De inspectie kwalificeert elke melding als een signaal.
En alleen wanneer veel signalen over hetzelfde worden ontvangen wordt in incidentele gevallen soms tot een onderzoek overgegaan. Zo valt te lezen in het ADR-rapport. Een wel heel vreemde benadering van een externe toezichthouder die zich pas druk gaat maken als er veel klachten over dezelfde instelling worden ontvangen. Waarbij het aantal telt en niet de inhoud! Zo blijkt ook uit het volgende voorbeeld.
Melding nalatig intern toezicht op onderwijsinstelling vaker genegeerd door inspectie Vorig jaar heeft de inspectie een melding ontvangen over nalatig intern toezicht bij een grote hbo-instelling in het noorden van het land. Deze melding heeft de inspectie, na overleg met deze tekortschietende raad van toezicht, vervolgens naast zich neergelegd. Zonder zelfs de melder daarvan in kennis te stellen. Toen die melding in de publiciteit kwam reageerde de inspectie met de verbijsterende mededeling dat de melding over nalatig intern toezicht bij hen volstrekt onbekend was. Een bizarre reactie die deed denken aan de bonnetjesaffaire in de Teeven zaak. De melding was namelijk per aangetekende post verzonden en persoonlijk geadresseerd aan de directeur toezicht hoger onderwijs. Zo’n poststuk verdwijnt dus niet zomaar van de inspectie radar. Wel toont ook dit voorbeeld aan dat er veel mis is met het proces van af- en behandeling van binnen gekomen meldingen van ernstige misstanden door derden.
Aanbevelingen zijn niet in lijn met de conclusies van de onderzoeken. De aanbevelingen in de onderzoeksrapporten zijn niet consistent en in lijn met de conclusies die worden getrokken. Uit de vmbo-affaire en andere gemelde misstanden bij de inspectie kan maar één les geleerd worden; een volledig misplaatst blind vertrouwen van de inspectie in de besturen van onderwijsinstellingen. Met daar bovenop een volledig misplaatst blind vertrouwen in een altijd goed functionerend toezicht door een raad van toezicht. Nalatig intern toezicht en tekortschietend bestuurlijk handelen zijn immers de belangrijkste conclusies uit de onderzoeken. En daar passen de gegeven aanbevelingen volstrekt niet bij. Die gaan gaan volledig voorbij aan voornoemd misplaatst vertrouwen. Ergo; voortzetting van het systeem van toezicht door de onderwijsinspectie waarbij op steeds meer afstand het toezicht wordt uitgeoefend en de onderwijsinspectie primair klankbord is voor het bestuur van een instelling, is met deze wetenschap van misplaatst vertrouwen bizar te achten. En geeft geen enkele zekerheid dat de plaatsgevonden gebeurtenissen zich niet zullen herhalen.
Herstructurering van onderwijsinspectie is onontkoombaar! “Zachte heelmeesters maken stinkende wonden” is een bekend gezegde. De gegeven aanbevelingen in het ADR-rapport kunnen van voornoemd label voorzien worden. “De kool en de geit “worden nadrukkelijk gespaard en de klankbordfunctie wordt in de aanbevelingen nog steeds als leidend gezien voor het systeem van toezicht. Niet de waakhondfunctie en het crisismanagement wordt voorop gesteld zoals verwacht mocht worden als consistente reactie op de getrokken conclusies. In het bedrijfsleven zou het ADR-onderzoek als een bedrijfsdoorlichting gezien kunnen worden. Dan zou de topleiding van het doorgelichte bedrijf zich kapot hebben geschrokken van de uitkomsten van het onderzoek. En zou er zeker vervolgonderzoek om de onderste steen boven te krijgen volgen. Daarna zou een reorganisatie volgen om de zwakke plekken op te lossen en noodzakelijke verbeteringen door te voeren. Kortom; de bezem zou door de organisatie worden gehaald. En de hoogste baas zou inzien dat een vertrek voor het toekomstig functioneren van de organisatie het beste is. En aan dit alles ontbreekt het omdat het een overheidsorganisatie betreft. Waar kennelijk geheel eigen economische en organisatorische wetmatigheden gelden.