Nú is het moment voor bedrijven om niet langer hun ogen te sluiten voor misstanden tegen vrouwen in hun productieketens. De huidige aandacht voor machtsmisbruik en de positie van vrouwen binnen Nederlandse bedrijven biedt een goed moment om dit aan te pakken. Goede wetgeving in Nederland en in de Europese Unie over internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) is daarbij een belangrijke stok achter de deur. We zijn dan ook ronduit verbaasd dat in het EU-voorstel dat deze week werd gepresenteerd geen specifieke aandacht besteedt aan de kwetsbare positie van vrouwen.
Dat bedrijven niet altijd oog hebben voor misstanden tegen vrouwen, hebben we de afgelopen weken in het nieuws gezien. De recente onthullingen over grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer in onze Nederlandse samenleving zal niemand zijn ontgaan. Binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontstond een oproep om vrouwen en mannen gelijke kansen te geven op een toppositie. Minister Hoekstra noemde zichzelf daarop een feminist. Aan het ministerie nu de taak om de daad bij het woord te voegen.
Ook Nederlandse bedrijven op de wereldmarkt sluiten hun ogen te veel voor misstanden tegen vrouwen. Een paar voorbeelden: de vrouwen uit Indonesië die gezorgd hebben voor de palmolie in jouw shampoo, hebben niet altijd een eigen contract. Als hun man ontslagen wordt, hebben zij ook geen werk meer. En in Guatemala krijgen vrouwen als gevolg van de palmolie-industrie te maken met landroof. In de kledingindustrie, land- en tuinbouw en vele andere sectoren is de meerderheid van de werknemers vrouw, en hebben zij de laagstbetaalde banen. Door uitgestelde orders door corona stonden veel van deze vrouwen van de een op de andere dag op straat.
Nederlandse bedrijven worden met de IMVO-wetgeving verplicht na te gaan of er geen misstanden in hun ketens voorkomen. Ondanks internationale erkenning dat vrouwen extra hard geraakt worden door misstanden, staan er tot onze verbazing in het EU-voorstel geen concrete verplichtingen om vrouwenrechten te waarborgen. Hoe bedrijven dit wel kunnen doen staat beschreven in verschillende internationale richtlijnen van de VN en OESO.
Aan de basis hiervan staat het belang van inspraak van vrouwelijke werknemers en andere vrouwen die betrokken zijn bij de activiteiten van het bedrijf. Sociale dialoog en de consultatie van vrouwen en gemeenschappen bieden uitkomst. In sociale dialoog zitten vakbonden en werkgevers samen aan tafel om duurzame werkafspraken te maken. De systemen die zorgen dat vrouwen minder betaald krijgen dan hun mannelijke collega’s worden aangepakt als ook vrouwen aan tafel zitten. Pas als vrouwen betrokken zijn in consultaties worden genderspecifieke gevolgen zichtbaar, zoals toegang tot drinkwater of risico op gendergerelateerd geweld. Lokale vakbonden en vrouwenrechtenorganisaties kunnen bedrijven helpen om door een ‘genderbril’ te kijken.
Het is echter nog niet zo makkelijk. Uit onderzoek blijkt dat in Frankrijk gevestigde multinationals die onder de Franse IMVO-wetgeving vallen, te weinig ondernemen om vrouwenrechten te beschermen en gender-gerelateerd geweld in hun productieketens te voorkomen. Ook Nederlandse bedrijven hebben, volgens onderzoek in opdracht van de Nederlandse overheid, moeite met het toepassen van een genderbril in het doen van due diligence.
We pleiten dan ook voor ambitieuze wetgeving met aandacht voor vrouwenrechten op het werk. Laat Nederland hierin vooroplopen en inspiratie bieden tot het aanscherpen van Europese IMVO-wetgeving. Alleen met specifieke aandacht voor vrouwenrechten, worden ook de problemen van de meest kwetsbaren structureel opgelost.
Elles van Ark, directeur CNV Internationaal Marit Maij, directeur ActionAid