Het probleem met een handhaver, politieagent of rechter die zich ook in functie religieus meent te moeten uiten, is dat hij géén duidelijke voorkeur uitspreekt voor wetten uit het systeem waar hij anderen aan moet houden
De discussie over wetshandhavers met een hoofddoek blijft maar oplaaien. Veel rechtsgeleerden komen keer op keer met de verkeerde onderbouwing om het niet verstandig te vinden: namelijk dat iemand in functie neutraliteit moet uitstralen. Daarom vond een diversiteitscommissaris laatst al dat een hoofddoek bij de politie best kon omdat tatoeages tegenwoordig ook mogen, en nu heeft DENK Utrecht het voor elkaar gekregen dat handhavers en toezichthouders binnenkort met een hoofddoek hun functie mogen uitoefenen.
Dit is een serieus probleem dat het fundament van ons rechtssysteem en het beginsel van de scheiding van kerk en staat schaadt. Het probleem met een handhaver, politieagent of rechter die zich ook in functie religieus meent te moeten uiten, is dat hij géén duidelijke voorkeur uitspreekt voor wetten uit het systeem waar hij anderen aan moet houden.
Als handhaver is het je werk om de Nederlandse wet uit te voeren. De gelovige (moslim, jood, hindoe of christen) gelooft oprecht in een hoger gezag wanneer hij vindt dat het geen kwestie is van een religieuze uiting niet tijdelijk wíllen staken tijdens zijn werk, maar dat niet kúnnen of mógen. Hiermee geeft hij expliciet aan regels van zijn religie hoger te waarderen dan de regels waar zijn werk om draait.
In functies waar het nu juist de bedoeling is mensen aan de ene wet te houden, kan het niet zo zijn dat iemand manifest aangeeft zelf in het bestaan van andere en hogere wetten te geloven. Een handhaafster met een hoofddoek heeft dus letterlijk een dubbele pet op. Met het ene uniform zegt zij: ik sta voor de wetten van de overheid. Met het andere – een soort hoofduniform: ik hecht tijdens mijn werk (ook) aan een hoger gezag.
Dát is het hele probleem: het geloven in een hoger gezag, ook tijdens je werk. Een religieuze uiting is geen ‘gewone’ zelfexpressie zoals een tatoeage of een afwijkend kapsel. Het is het uiten van het heilige geloof in een ander regelsysteem dan het systeem waarvan je de regels moet uitvoeren.
Volgens sommigen zouden nu mensen die geschikt zijn voor de functie onterecht worden afgewezen. Maar wie klaarblijkelijk andere wetten dan die van onze democratie belangrijker vindt (of op zijn minst gelijkwaardig), is misschien toch niet zo geschikt. Als handhaver is het namelijk een ‘core competence’ tijdens je functie de Nederlandse wet te erkennen, uitvoeren en uitstralen. Niet (ook) een andere.
Rechtsgeleerden en politici die waarde hechten aan de democratie en de scheiding van kerk en staat, komen snel met een reactie met de juiste argumenten. Het gaat in eerste instantie helemaal niet om neutraliteit. U vergeet allen de voorvraag waarbij er juist wél sprake moet zijn van een duidelijke voorkeur: kiest iemand voor het gezagssysteem waar zijn functie op draait in plaats van het Duitse, Franse, christelijke of islamitische? Daarna komt de neutraliteitseis pas aan bod. Maar als het goed is, is de kwestie van religieuze uitingen dan al afgehandeld. Religieuze uitingen, van welke religie dan ook, horen niet thuis in een functie waar je anderen aan de Nederlandse wet moet houden.