Nadat Ronald Reagan in 1981 president werd, werd het een geloofsartikel voor rechtse politici en partijen van over de hele wereld: verlaag de belastingen voor de rijken, want uiteindelijk profiteert iedereen daarvan. Als rijken minder belasting hoeven te betalen, kunnen ze immers meer uitgeven en zo de economie stimuleren, zo is het idee.
Maar klopt dat eigenlijk wel? Bestaat er een trickle-down-effect, waarbij ook de armen profiteren van belastingverlaging voor de rijken? Daarvoor is geen enkel bewijs, stellen David Hope van de London School of Economics en Julian Limberg van King’s College London na uitgebreid onderzoek. Integendeel: lagere belasting voor de rijken leiden alleen maar tot meer ongelijkheid.
Hope en Limberg bestudeerden het belastingbeleid van 18 OESO-landen in 50 jaar en concluderen dat de rijken de enigen zijn die profiteren van een belastingverlaging voor de rijken. Gunstige fiscale regelingen voor welgestelden dragen niet of nauwelijks iets bij aan de groei van de werkgelegenheid of de economie.
“Beleidsmakers moeten zich dan ook geen zorgen maken over schade aan de economie als ze de belastingen voor de rijken willen verhogen om zo de kosten van de pandemie op te vangen”, stelt Hope tegenover het financiële persbureau Bloomberg.
Ook in Republikeinse kringen waren de belastingplannen van Reagan aanvankelijk overigens omstreden. Tijdens de voorverkiezingen in 1980 omschreef George H. W. Bush ze als ‘voodoo economics’. Dat weerhield hem er overigens niet van om vice-president te worden onder Reagan.
De belastingverlagingen die Reagan doorvoerde, leidden ertoe dat de Amerikaanse staatsschuld sterk opliep. Vervolgens lieten de Republikeinen ook hun jarenlang beleden afkeer van overheidstekorten varen. “Reagan heeft bewezen dat tekorten er niet toe doen”, verklaarde Dick Cheney, vice-president onder George W. Bush, toen die in 2003 weer een belastingverlaging aankondigde.