De Nederlandse overheid heeft geen enkele verplichting om publieke middelen in te zetten om actief te helpen om zwangere dieren op een lang, dieronwaardig transport te stellen.
De inconsequentie van de Nederlandse overheid als het gaat om klimaatdoelstellingen en de exportkredietverzekeringen waarmee ze de olie-industrie helpt, is al vaak aan de orde gesteld. Maar ook op het vlak van dierenwelzijn spreekt de overheid met dubbele tong. Een recent Kamerdebat gaf echter een sprankje hoop.
Waar gaat het ook alweer over? Nederlandse bedrijven die zaken doen in het buitenland maar geen verzekeraars kunnen vinden om hun transacties te verzekeren vanwege de risico’s die daarmee gepaard gaan, kunnen aankloppen bij de overheid. De overheid bekijkt dan of ze bij kan springen om zelf aan deze bedrijven een exportkredietverzekering te verlenen ja of nee. Aan die hulp worden uiteraard wel voorwaarden verbonden.
In het geval van bedrijven in de energiesector lijkt dit helder: om klimaatverandering te beperken tot 1,5°C moeten we inzetten op duurzame energie, niet op vervuilende energie. Geen overheidssteun dus voor de olie-industrie, zou je zeggen. Mispoes. De Nederlandse overheid bevordert regelmatig vervuilende energie met deze exportkredietverzekeringen. Want: arbeidsplaatsen. (Kennelijk zijn arbeidsplaatsen in duurzame energie van minder belang).
Als het over dierenwelzijn gaat doet zich iets soortgelijks voor. Minister van Landbouw Carola Schouten voert het beleid, zoals ze onlangs in een brief aan het parlement schreef, dat productiedieren ‘korter en minder vervoerd zullen gaan worden’ en ‘regels hieromtrent adequaat worden gehandhaafd.’ Maar wat wil het geval? Nederland zet het instrument van de exportkredietverzekering juist in om lange-afstandstransporten van vee te bevorderen. Zo hielp de Nederlandse overheid afgelopen zomer het bedrijf Van der Ploeg om honderden zwangere koeien naar Rusland (Kaliningrad) te exporteren.
Geen misverstand, wettelijk mág Van der Ploeg die dieren exporteren. Maar de Nederlandse overheid heeft geen enkele verplichting om publieke middelen in te zetten om actief Van der Ploeg te helpen om zwangere dieren op zo’n lang, dieronwaardig transport te stellen. Ze kan ook op geen enkele manier onafhankelijk controleren of regels ‘adequaat worden gehandhaafd’. In het geval van dieren in de Russische vee-industrie is de realiteit zelfs nog treuriger: als het om hun welzijn gaat zijn er zelfs helemaal geen regels. De federale dierenbeschermingswet die Rusland in 2018 aannam, stelt expliciet dat dieren die voor voedselproductie worden gehouden búíten de reikwijdte van de wet vallen. Dit is helaas niet uitzonderlijk. Dit jaar steunde de Nederlandse overheid ook een pluimveeproject in Egypte, een land waar evenmin wetgeving bestaat die de dieren een minimum aan bescherming verschaft.
In het Kamerdebat over exportkredietverzekering deze week gloorde er gelukkig een sprankje hoop. Staatssecretaris Vijlbrief zegde, in antwoord op onze vragen, toe het beleid van minister Schouten door te vertalen naar de voorwaarden van de exportkredietverzekering, als Schouten er tenminste mee aan de slag gaat. Heel overtuigend klonk dat nog niet, dus of exportkredietverzekeringen binnenkort echt gaan sturen op ‘korter en minder’ vervoer van dieren, moeten we nauwlettend in de gaten blijven houden.