We moeten het hebben over het uitdagen van de macht, over vraagtekens zetten bij de macht, en dus bij de status quo die er ingeslopen is
Herman Hoften-lezing uitgesproken op 28 januari 2019 in Almelo
Lieve linkse mensen, beste sociaaldemocraten,
We zijn hier vanwege Herman Hoften, ruim elf jaar na zijn overlijden. Omdat we elk jaar deze bijzondere, moedige en zachtmoedige sociaaldemocraat willen herdenken. Met deze herdenkingslezing geven we de lessen door die we van Herman konden leren.
Voor mijn werk, binnenkort in de Eerste Kamer, is het leven van Hoften inspirerend: hoe beoordeel je, en soms verzet je je, tegen wetten en regels die niet aan ons sociaaldemocratische ideaal voldoen? Want dat doet de Eerste Kamerfractie: oordelen of een wet voldoet aan onze idealen.
Toen ik aan het lezen was over het verzetswerk van Herman speelde uiteraard het gedicht van Remco Campert door mijn hoofd. U weet wel, verzet begint niet met grote woorden maar met kleine daden. Het zijn vooral de laatste zinnen uit dat gedicht die iedereen wel kent, maar de aanloop naar die zinnen zijn eigenlijk te mooi om te laten gaan.
Gedichten zijn sowieso goed om vaker voor elkaar te lezen, de Eerste Kamer-fractie heeft ook de goede gewoonte om de wekelijkse fractievergadering te besluiten met een gedicht. Het maakt je toch zachter en ontvankelijker voor de mensen en hun angsten en verlangens voor wie je volksvertegenwoordiger bent.
Hier is Remco Campert:
Verzet begint niet met grote woorden maar met kleine daden
zoals storm met zacht geritsel in de tuin of de kat die de kolder in zijn kop krijgt
zoals brede rivieren met een kleine bron verscholen in het woud
zoals een vuurzee met dezelfde lucifer die een sigaret aansteekt
zoals liefde met een blik een aanraking iets dat je opvalt in een stem
jezelf een vraag stellen daarmee begint verzet
en dan die vraag aan een ander stellen
Campert weet met een paar woorden de enorme gevolgen van iets dat klein begint te schetsen. Die ene lucifer die een sigaret, of een vuurzee aansteekt. Die kleine bron langzaam maar gestaag eindigt in kolkende stromen in de delta. Je grote liefde die ooit begon met die steelse aanraking.
Verzet dat de loop van de geschiedenis bepaalde begon ook zo. Met een eenvoudige vraag: Is dit wel normaal? En hoe meer mensen zich dat afvragen, hoe minder de status quo de status quo kan blijven.
We leven nu niet in oorlog. Er is geen bezetter. We hebben een democratie waarin iedereen die dat wil een politieke partij, kerk, vakbond of demonstratie kan beginnen. Met het uitoefenen van je democratische grondrechten kan je soms dingen kan veranderen.
De Partij voor de Dieren vind ik bij uitstek een voorbeeld van het geweldige Nederlandse systeem: hoe een kleine, beetje exotische partij, de koers van het denken over dieren kon veranderen.
Je democratisch recht uitoefenen kan in Nederland, en gemakkelijk ook. Hoe hard Forum voor Democratie ook schopt tegen het systeem, dankzij het systeem krijgen ze een plek in de politiek en ook nog eens subsidie om te zeggen dat de subsidie niet deugt.
We leven niet in oorlog, en ons systeem laat alle geluiden toe, maar dat betekent niet dat het altijd rechtvaardig is. Ik zie namelijk wel een aantal situaties, of statussen quo waar je vragen bij kan stellen. Waar je wellicht verzet tegen moet willen plegen. Ze zijn niet zo vastomlijnd, ze zijn geleidelijk het leven van alledag binnengeslopen. Je krijgt er niet acuut pukkeltjes van.
Een status quo is soms onherkenbaar, denk aan vissen in het water die door een andere vis worden begroet met de vraag, hoe is het water vandaag? En dat die vissen dan zeggen, welk water? Ze zien het niet omdat ze er middenin zitten. Maar als je even opzij stapt en van een afstand kijkt naar een status quo dan zie je soms dat er iets niet klopt.
Net zoals iemand anders eerder ziet dat je de knopen van je jas verkeerd hebt dichtgeknoopt dan jijzelf. Of nog erger, dat je gulp open staat. Ik ben dan altijd wel blij als iemand zo moedig is om dat even te zeggen. Het doorbreken van gênante situaties vergt ook moed. Maar goed, we hebben het over het herkennen van de status quo. Het bewustzijn van die status quo en hoe die er is gekomen, is het begin van verzet, als dat nodig is.
Als student leerde ik een heel nuttig onderscheid in verschijningsvormen van macht: de drie vormen van macht van Steven Lukes.
De eerste vorm van macht is duidelijk zichtbaar. De overheid die het geweldsmonopolie heeft, of de macht om besluiten te nemen. Maar ook de macht die een sterkere man over een vrouw of kind kan uitoefenen, een grotere groep over een kleinere groep, of in de tijd van Herman Hoften, de Duitse bezetter die de macht kon uitoefenen als bezetter.
De tweede verschijningsvorm van macht is de macht om de agenda te bepalen. We zagen een paar weken geleden de VVD opzichtig proberen de agenda van de komende verkiezingscampagne te bepalen. Met een paar boude uitspraken over de kosten van het klimaat en een dreigement over het opblazen van het kabinet wilde Klaas Dijkhoff de sterke man voor de gewone man zijn.
Het is dat we deze trucjes al zo vaak hebben gezien dat ze weinig effect meer hebben. Bovendien kleefde nog wel heel erg aan de VVD dat ze een jaar bezig waren geweest om een belastingverlaging voor multinationals er doorheen te krijgen. Ze moeten echt nog even hun best doen om geloofwaardig te zijn voor de gewone man. De VVD lijkt trouwens met dat gehamer op de gewone man de overgrote meerderheid van de Nederlanders te vergeten, de bijzondere mannen en alle soorten vrouwen.
Meestal gaat agendavorming subtieler. De internationale gokbedrijven bijvoorbeeld, die graag met gokken op internet geld willen verdienen. Het gebeurt al, maar nu is het nog illegaal, omdat onze gokwet verouderd is en is geschreven in de tijd dat er nog geen internet bestond. Ze wisten de agenda zo te beïnvloeden dat de nieuwe gokwet het over liberaliseren van de gokmarkt had. Dat klonk vroeger in de Paarse tijden misschien nog best aardig, maar in de Kamer kwamen wij er op tijd achter dat de nieuwe gokwet, die we wel degelijk nodig vonden, de verkeerde agenda had. De wet moest van karakter veranderen, het doel zou moeten zijn reguleren, niet liberaliseren.
De derde verschijningsvorm van macht is de macht om de wensen van mensen te manipuleren, om de normen en waarden te beïnvloeden, dus de macht om wat normaal is te bepalen. Een heel mooi voorbeeld van iemand die de normen en waarden ter discussie stelde vind ik Maarten Luther.
Ik ben Luthers opgevoed, het beeld van Luther die stellingen aan de deur van de kerk van Wittenberg spijkerde heeft mijn denken en fantasie behoorlijk beïnvloed. Luther kwam tot het inzicht dat de kerk, zeg maar het water waar hij in zwom, een verkeerd beeld van God gaf, en de relatie van de mens tot God. Dat was nogal een inzicht dat het christendom fundamenteel wijzigde.
Maar genoeg over de verschijningsvormen van macht. We moeten het hebben over het uitdagen van de macht, over vraagtekens zetten bij de macht, en dus bij de status quo die er ingeslopen is.
We moeten het hebben over mensen die de vraag stellen: waarom vinden we dit wel normaal?
II Verzetsstrijders in tijden van vrede
PO in Actie: Waarom verdienen wij eigenlijk zo weinig? Dat vroegen drie docenten op drie verschillende basisscholen zich af. Ze ontdekten via sociale media dat ze alledrie dezelfde vraag hadden. Ze vroegen het aan meer mensen. Meer docenten vroegen zich af waarom ze minder verdienden dan docenten in het voortgezet onderwijs. Ze startten een Facebookpagina. Binnen een paar weken had deze pagina meer dan 44.000 volgers.
De vraag werd luider en luider, en door steeds meer mensen gesteld. Waarom verdienen wij eigenlijk zo weinig?
De antwoorden op de vraag waren bijzonder pijnlijk. Eerst de staatssecretaris van Onderwijs, die antwoordde dat een klas vol pubers zwaarder is dan een klas vol basisschoolleerlingen. Hoongelach was zijn deel.
Het andere antwoord was eigenlijk schokkender. Dat hoorde ik op een vakbondsbijeenkomst. Na de grote bezuinigingsoperatie van 1984, de zogeheten HOS operatie, gingen alle nieuwe leraren flink minder verdienen. Ondertussen en misschien ook wel vanwege de verminderde salarisperspectieven werden steeds meer vrouwen docent. De gedachte was dat vrouwen het lesgeven vaak als bijverdienste deden, in deeltijd, en dat het gezinsinkomen er niet van afhankelijk was. En dus dat ze daarom niet zo veel hoefden te verdienen.
PO in Actie besloot om mee te onderhandelen met de CAO. Ze richtten een tijdelijke vakbond op, omdat ze per se wilden dat nu eens de docenten zélf aan de onderhandelingstafel zouden zitten. Uiteindelijk kregen ze samen met de andere onderwijsbonden 270 miljoen euro erbij. Maar dat is niet voldoende om de kloof met het voortgezet onderwijs te dichten. En al helemaal niet als je voor het hele onderwijs een radicale verandering wilt.
En de rest is nog geen geschiedenis, want 15 maart volgt een algehele staking van peuter tot hoger onderwijs. Bijna het hele onderwijs sloot zich aan bij de vragenstellers van het eerste uur. Op 15 maart staat de volgende vraag centraal. Waarom vinden we het normaal dat onderwijs gezien wordt als een uitgave? Waarom vinden we het eigenlijk niet normaal om onderwijs als een investering te zien, een investering in onze kinderen en dus onze samenleving?
Heel zinnige vragen die je, net als de docenten van PO in Actie dat deden, moet blijven stellen, tot er een beter antwoord komt.
Waarom zijn tabaksfabrikanten geen moordenaars? Of denk aan de aanklacht tegen de tabaksindustrie. Longarts Wanda de Kanter vroeg zich af waarom we roken nog steeds zo normaal vinden. Na vele longpatiënten te hebben gezien die maar niet konden stoppen met roken was dat eigenlijk een logische vraag.
Die vraag wordt nu vaak wordt gesteld, maar jaren geleden was dat een hele rare vraag, omdat meer dan de helft van de Nederlanders rookte. Inclusief vele PvdA’ers. U kent de beelden van het kabinet Den Uyl met asbakken, sigaren, shag en peuken. Dat vinden we niet meer normaal.
Maar nog steeds is het een normale gedachte dat roken of er mee stoppen je eigen keuze is. Dat is ook jarenlang het succesvolle frame van de tabaksindustrie geweest. Roken moet mogen, roken is vrijheid, roken is je eigen keuze. En dat de overheid niet zo moet zeuren want die verdient zoveel accijns op tabak. En het allerergste verwijt dat je in Nederland iemand kan maken: de antirooklobby is betuttelend. Nou, dan trekken we ons schielijk terug in ons hoekje want betuttelen in Nederland is bijkans nog erger dan diefstal of oplichting.
Maar Wanda de Kanter stelde ook de vervolgvraag: Roken is dus niet normaal, maar zijn de sigarettenfabrikanten eigenlijk niet strafbaar? In feite maken ze een product dat dodelijk kan zijn, of mensen zeer ernstig kan mishandelen. En ze hebben gelogen over de verslavende stoffen in sigaretten.
Advocate Benedicte Ficq stelde deze vraag samen met twee longpatiënten in een aanklacht tegen de tabaksindustrie. En meer mensen deden mee: op de website sickofsmoking.nl kunnen mensen deze aanklacht ondersteunen. Het Openbaar Ministerie besloot dat het geen mogelijkheid ziet om een strafzaak tegen de tabaksproducenten te beginnen, omdat sigaretten een weliswaar schadelijk maar legaal genotsmiddel zijn.
Maar Ficq zet door, en in het buitenland worden ook dergelijke zaken voorbereid. Het laatste woord is nog niet gezegd over het verzet tegen de tabaksindustrie. Roken is niet normaal.
De vraag van Nemr Een simpele vraag werd ook gesteld door Nemr van 9 jaar. Hij was één van de kinderen die programmamaker Tim Hofman volgde in zijn documentaire over het kinderpardon. Nemr vroeg aan verschillende politici ‘waarom mag ik niet blijven?’. Simpele vraag, maar als je het jongetje voor je staat heeft niemand daar een goed antwoord op. Papier is echt geduldiger dan een jongetje met een brilletje.
De antwoorden op de simpele vraag zijn immers zeer ongemakkelijk.
Vanwege de regels. Omdat anders andere kinderen en hun ouders dan ook komen. Omdat het hier te vol is. Omdat we jouw onderwijs niet kunnen betalen. Omdat we denken dat je moslim bent en dat willen we hier niet. Omdat ik bang ben voor mijn kiezers.
Het zijn allemaal rotantwoorden, die de politici als ze eerlijk waren, hadden kunnen geven, maar niet durfden. Omdat er een echt jongetje voor ze stond.
‘Maar als ik naar Irak moet dan ga ik dood?!?’ vroeg Nemr ook nog aan Klaas Dijkhoff. ‘Ja dus?’ was het antwoord van Dijkhof. Ook al bedoelde hij het niet zo, en was het vast gemeen geknipt, op zo’n vraag heb je gewoon geen antwoord. Maar de vraag moet blijven gesteld.
Het gevolg van deze vraag was wel dat 253.000 mensen dezelfde vraag gingen stellen. Dat waren de 253.000 mensen die de petitie van Tim Hofman ondertekenden. De petitie vraagt de Tweede Kamer nog een keer zich te buigen over de kinderpardonregeling en in de tussentijd de 400 kinderen die nu in de knel zitten te laten blijven.
De vraag bereikte ook de leden van het CDA, die hier natuurlijk al langer buikpijn over hadden. Ook binnen het CDA bleven mensen de vraag stellen: waarom kunnen zij niet blijven? Waarom kunnen we die pardonregeling niet verbeteren? En uiteindelijk ging vorig weekend ook het CDA om. De fractie kon de vraag niet meer negeren. En dat de huidige regeling gewoon geen goed antwoord op de vraag is.
Het is zaak dat de vraag blijft gesteld worden. Ook nu temidden van het politieke gevecht in de coalitie om de kinderpardonregeling, laat de vraag niet wegebben in politiek-strategisch gekrakeel over de coalitie en wie nu het eerste begon om aan het regeerakkoord te morrelen. Want het is niet normaal om kinderen die Nederlands spreken en denken het land uit te zetten, simpelweg omdat dat nu eenmaal de regels zijn. Dan verander je de regels, als die leiden tot abnormale situaties.
Alledaags racisme Nog iets wat we normaal zijn gaan vinden, maar waar je je tegen moet verzetten: alledaags racisme, verpakt in vrijheid-van-meningsuiting retoriek.
De racistische beledigingen die de demonstranten tegen Zwarte Piet over zich heen kregen waren zo schaamteloos, zo vernederend dat ik er misselijk van werd. Wat ik nog erger vond, mensen schaamden zich niet voor hun racistische taal. Open en bloot, met naam en toenaam. Dat gescheld valt meer mensen die zich uitspreken en niet helemaal wit zijn ten deel, vooral op sociale media.
Wat is dit? Waarom is dit soort taal niet meer taboe? Is dit dan de totale vrijheid van meningsuiting, dat je je donkerste gevoelens mag uiten? Moeten we dit normaal vinden?
Ik vind het gevaarlijk. Frans Timmermans sprak er ook over op het congres vorige week. In de context van het vluchtelingenbeleid. Als we uit angst voor iets, wat dat dan ook moge zijn, verlies van onze identiteit, of verlies van sociale zekerheid de menselijkheid van onze medemens afpakken, dan kan op een gegeven moment hun lot je niet meer interesseren. Dan kijk je weg als mensen vanwege hun uiterlijk, afkomst of geloof in elkaar worden geslagen.
Ik wil best begrijpen dat mensen verandering niet leuk vinden. Dat ze in opstand komen als iemand hen beticht van racisme. Maar accepteer geen racistische praat. Dan neem je mensen hun menselijkheid af. Racisme is nooit normaal. Mag het ook nooit worden. We moeten vaker zeggen: genoeg, dit soort taal accepteren we hier niet, dat is niet normaal. Dan moet je van goede huize komen om te argumenteren dat racistische taal een heel goed idee is.
De economische status quo Wij sociaaldemocraten hebben de komende tijd ook nog wel wat verzet te plegen tegen de economische status quo. De status quo die zegt dat multinationals slechts 10 procent belasting hoeven te betalen. De status quo die zegt dat steeds meer mensen in flexbanen zullen moeten werken. De status quo die zegt dat de vermogens van de extreem rijken steeds sterker stijgen en de salarissen van werknemers en tarieven van zzp’ers niet of nauwelijks kunnen stijgen.
De status quo die zegt dat er altijd op de publieke zaak moet worden bezuinigd, nu bijvoorbeeld weer op de gesubsidieerde rechtsbijstand. De status quo die zegt dat de overheid te groot en te log is, en die zegt dat de markt zo goed is in welvaart creëren. Dat de markt een perfect en efficiënt ordeningsmechanisme is. Dat is het niet, anders hadden we niet zo enorm veel wetten en toezichthouders die de markt een beetje moeten beteugelen, maar toch, ondanks dat geloven nog steeds te veel mensen dat de markt efficiënt is en de overheid log.
Quod non.
De parlementaire enquete naar de Fyra, de hogesnelheidstrein die er niet kwam, liet zien dat het idee marktwerking de wereld niet vanzelf ordent. En complexe processen als het aanleggen van een hogesnelheidstrein al helemaal niet. Sterker nog, hoe meer markt er werd geïntroduceerd bij de aanleg en bouw van de lijn, hoe duurder het proces werd. Immers, hoe meer marktpartijen, hoe meer coördinatoren, hoe meer juristen, hoe meer nieuw op te richten BV’s, overlegorganen, aanbestedingen, mislukte aanbestedingen en vervolgens weer rechtszaken.
Ik zeg niet dat de overheid het perfect had gedaan, maar feit is wel dat er nog steeds geen hogesnelheidslijn is. Althans niet van Nederland, met onze #marktwerking. Frankrijk heeft er wel een door Nederland rijden, de TGV, maar dat is een staatsbedrijf.
Hoewel de voorbeelden eindeloos zijn dat de markt niet tot perfecte uitkomsten leidt – zie ook de financiële markten met hun financiële fantasieproducten – toch mag je er niet al te veel vragen bij stellen. Voor je het weet ben je een communist die alles in staatshanden wil leggen. Een feitelijk gesprek over de rol van de staat en de plek van de markt wordt is door de politiek nog steeds niet goed gevoerd. Herman Tjeenk Willink is volgens mij een van de weinigen die consequent de gedachte dat de overheid slecht is heeft weersproken.
Ik weet nog goed dat bijna alle boeken over de overheid in de jaren negentig er vanuit gingen dat de overheid te log, te duur en te bureaucratisch was. Als je burgers en bedrijven maar hun gang zou laten gaan dan kwam het allemaal vanzelf wel goed. Dat denken was een gevolg van een consequent neoliberaal project, dat doorsijpelde in het denken over de overheid.
We hebben ook een minister-president die dat nog steeds gelooft. Een minister-president die ten overstaan van zijn ambtenaren zegt dat de trap van bovenaf moet worden schoongeveegd als hij het over de noodzakelijke bezuinigingen op de overheid heeft. Maar wie vraagt hem of dat wel zo is? Is de overheid echt altijd log, en niet in staat tot innovaties? Betalen we echt te veel voor onze publieke diensten?
De econoom Mariana Mazzucato laat met een bak aan voorbeelden zien dat de overheid de meest baanbrekende innovaties heeft voortgebracht. Door het publiek gefinancierde onderzoek voor de ruimtevaart en defensie hebben we internet, mobiele telefonie, tefalpannen, medicijnen en geneeskundige doorbraken.
In haar nieuwste boek laat ze zien hoe ons begrip van waarde totaal geperverteerd is. Hoezo tellen we dividenden, bonussen en milieuschade opruimen als waarde? Waarom waarderen we dat soort parasitaire waarden evenveel als het telen van tomaten of repareren van schoenen of auto’s? Als je dat wat echt waarde toevoegt gaat meten en waarderen zal je de economie radicaal veranderen.
Kate Raworth, ook een eigenwijze econoom, stelde de vraag waarom de economie altijd moet groeien. Waarom is dat eigenlijk normaal? Terwijl op een gegeven moment, als je even natuurkundig denkt de aarde wel moet ontploffen of imploderen, doordat de grondstoffen op zijn en de vuilnisbelten overlopen. Alle gangbare economenwijsheden tartte ze met haar donutmodel van de economie.
Deze twee economen worden nu nog door een flink deel van de mannenbroeders verguisd om hun stellingen, maar het kan zomaar zijn dat we de inzichten van deze twee vrouwen gewoon vinden, en ze mainstream zijn geworden. Maar uiteraard niet eerst voordat ze door andere economen en politici voor gek zijn verklaard. Luther werd eerst ook voor gek verklaard.
Ik heb wel een lijstje vragen die we kunnen stellen aan de hoeders van de economische status quo.
Ik zou aan Shell wel eens willen vragen wat er gebeurt als ze meer belasting gaan betalen, of in ieder geval evenveel als een MKB bedrijf. Wie moet volgens Shell betalen voor de publieke voorzieningen hier, de geweldige infrastructuur, het onderwijs? Wat is de reden dat Shell er zo weinig voor betaalt? Gaat het bedrijf dan failliet? Kunnen ze dan de aandeelhouders niet meer betalen? Gaan ze dan verhuizen? En waarom, omdat de aandeelhouders dan de kost niet meer kunnen betalen?
Is het enkele feit dat er in een ander land wat meer verdiend kan worden genoeg reden om je land van oorsprong te verlaten? Moeten we dan evenveel mededogen met Shell hebben als met economische migranten, die de armoede in hun land willen ontvluchten?
Ik zou aan de werkgevers, via Hans de Boer, willen vragen waarom ze zoveel flexwerkers inhuren. Of ze echt zo onzeker zijn. Of het echt beter voor het bedrijf is als ze na twee tijdelijke contracten een ingewerkte medewerker weer laten gaan. Hoeveel geld ze besparen door mensen via payrollconstructies in te huren.
Ik zou wel eens aan de meest vermogende Nederlanders willen vragen wat er gebeurt als ze meer belasting gaan betalen op hun vermogensaanwas. Moeten ze dan hun vastgoed verkopen? Zullen ze dan naar het buitenland verhuizen? En waarom gaan ze dan weg? Kunnen ze hier echt niet blijven leven in de wetenschap dat een vergelijkbaar rijk iemand in een ander land minder belasting betaalt? Is dat zo onverteerbaar dat ze er niet van kunnen slapen? Zijn ze bang dat hun kinderen in armoede zullen opgroeien? Kunnen ze niet meer hun levensstijl aanhouden als ze meer belasting gaan betalen?
Ik zou ook aan de ceo’s op het World Economic Forum in Davos willen vragen wie bepaalt en waarom welk deel naar de aandeelhouders gaat en welk deel naar de werknemers? En waarom ze niet gewoon meer belasting betalen als ze goed onderwijs en een beter milieu elk jaar weer centraal stellen in hun debatzaaltjes.
Wat gebeurt er als de Tinbergen-norm wordt ingevoerd? Dat de meestverdienende collega maximaal 10 keer meer krijgt dan de minstverdienende werknemer. Of de vraag die Europarlementariër Paul Tang stelt: waarom betalen Facebook en Google ons eigenlijk niet voor onze data?
Ze kijken je nu nog scheel aan als je die vragen stelt, of je helemaal van Lotje getikt bent. Blijf deze vragen toch maar vragen. Je krijgt dezelfde antwoorden, maar hoe vaker je de vraag stelt, hoe absurder het antwoord wordt.
Nog even geheel terzijde, maar valt het jullie ook op dat het vaker dan vroeger vrouwen zijn die in verzet komen? Mazucato en Raworth, vrouwen die de economische vanzelfsprekendheden op hun kop zetten. Pussy Riot in Rusland, voornamelijk vrouwen die de macht van Poetin uitdagen. De Gele Hesjes protesten in Parijs. De scholierenopstand tegen wapenbezit. De March for Our Lives begon met een 11 minuten speech door het jonge meisje Emma Gonzalez. De stakingen van scholieren tegen het lakse klimaatbeleid: allemaal meisjes, begon met een Zweeds meisje die elke week een ochtend spijbelt. Alexandria Ocasio Cortez, het jongste Congreslid ooit, uit de Bronx, die gewoon vraagt waarom de rijken niet 70 procent belasting kunnen betalen.
Natuurlijk, er zijn ook zeer veel moedige mannen die het verzet ontketenen, denk aan de mannen die ik net noemde, van PO in Actie, Tim Hofman, maar het is onmiskenbaar dat bij de verzetsbewegingen van nu meer vrouwen de verzetsvraag stellen.
III Sociaaldemocratische waarden als je ijkpunt
Als je vragen gaat stellen bij de status quo dan doe je dat vanuit een referentiekader. Ideeën over goed en kwaad. Idealen, of een ideologie.
Ideologie vinden we een eng woord. Links, vonden we lange tijd ook eng. Maar de conservatieven en neoliberalen hebben echt een ideologie. Een idee over hun ideale wereld. Conservatieven zien daar het liefst mannen aan de top en vrouwen aan het aanrecht. Liberalen geloven in een wereld waarin iedereen elkaars concurrent is. Wel in alle vrijheid hoor, je kan in alle vrijheid ook kiezen om in de stront te zakken. Alleen praten ze er niet zo over.
Ik denk dat wij sociaaldemocraten niet zo bescheten moeten zijn om onze idealen en ideologie te formuleren. Met het Van Waarde-project van de Wiardi Beckman Stichting van de vorige directeur Monica Sie waren we eigenlijk een heel eind. En vertaal dat nou eens in een verhaal over hoe wij de ideale wereld zien.
Ik denk dat dat een wereld is waar de meerderheid van de Nederlanders graag in zou willen wonen. 60 procent van de Nederlanders is eigenlijk sociaaldemocraat, durf ik wel te stellen.
Want wie wil dit nu niet: fantastisch onderwijs voor ieder kind, geen behoefte meer aan dure bijlessen of privé-scholen. Betaalbaar openbaar vervoer. Voor rijken en armen dezelfde goede zorg. Mooie pleinen, straten, parken en bossen waar iedereen van kan genieten. Internet als basisvoorziening. Een land dat voorloper is bij de heropstanding van internationale solidariteit. Een land waar ze met de slimste uitvindingen de economie groener en circulair maken. Een land waarin iedereen zijn of haar gelijke deel aan belastingen betaalt.
IV Verzet en vertrouwen
Verzet lijkt een beetje op vertrouwen. Vertrouwen verkrijg je langzaam. Door vele kleine daden, die consequent op het grote idee erachter wijzen. Kleine stappen, simpele vragen, kleine daden. We bouwen langzaam, geduldig, in de oppositie, in onze directe omgeving, de school, op het werk, in de buurt aan het vertrouwen. Je bent immers altijd en overal sociaaldemocraat.
Als de verkiezingsuitslag de PvdA enigzins gunstig is en ik in de Eerste kamer volksvertegenwoordiger word, wil ik samen met de andere PvdA-senatoren deze kleine en grote vragen stellen. Vragen die je moet stellen bij sommige wetten. Wat zit hier achter? Leidt deze wet wel tot de samenleving die wij willen? Welk ‘normaal’ veronderstelt deze wet eigenlijk? En willen wij dat wel ‘normaal’ vinden? Als het antwoord nee is, dan stemmen we tegen.
De Eerste Kamer is die plek in ons bestel waar je slechte wetten kan tegenhouden. En de regering weer met vragen op pad kan sturen. In tegenstelling tot mensen die denken dat de Eerste Kamer een overbodig orgaan is, denk ik dat het bij uitstek de plek is waar je iets losser van de waan van de dag terug kan gaan naar je waarden. En in alle rust de vragen kan stellen die gesteld moeten worden: willen we dit eigenlijk wel normaal vinden?
Ik kom weer bij Herman Hoften. Waarom ging hij in verzet tegen de Duitsers? Waarom deed hij niet als zoveel anderen, wennen aan het nieuwe Duitse normaal? Hoften was lid van de AJC, en kwam uit een rood nest. Dat was zijn normale situatie. Dit waren ook de groepen waar mensen elkaar scherpten, informeerden, de groepen waar hij niet alleen stond. Dit waren de groepen waar mensen elkaar overtuigden dat ze het niet normaal moesten vinden dat Joden werden ontmenselijkt.
Verzet is vaak niet een heldendaad van een individu. Verzet komt meestal tot stand omdat je je gesterkt voelt in je overtuiging door anderen. Natuurlijk er zijn ook eenzame helden. Maar de meeste helden zijn samen met anderen tot hun heldendaden gekomen.
Daarom. Laten we onze vereniging sterk houden. Elkaar blijven scherpen. Blijven discussiëren onderling. Onze waarden blijven verdedigen. Elkaar ondersteunen bij het stellen van de vervelende en kritische vragen. Samen. Want een sociaaldemocraat ben je niet alleen.