“This test says more about your organization than about my personality"
Het was een zonnige dag. Ik was op weg naar het Centraal Station. Mijn haar wapperde in de Amsterdamse wind. Blijkbaar was ik een verkeerde straat ingelopen, dus ik keek even om mij heen. Gelukkig liep ik een aardige mijnheer tegen het lijf die mij kon vertellen welke kant ik op moest lopen. Wij raakten in gesprek en hij stelde mij de vraag of ik mee wilde werken aan een psychologische test. Het zou niet zo lang duren.
Een paar minuten later zat ik in een oud pand in een zaaltje met een heleboel mensen een multiple choice persoonlijkheidsvragenlijstje in te vullen. Toen ik klaar was leverde ik mijn formulier in bij een Engelssprekende dame met mooie donkere ogen. Zij zei: “You wait ten minutes and then you get the results.” Ik was verbluft door de snelheid waarmee deze vragenlijst geïnterpreteerd kon worden, maar keek uit naar de uitslag. Na tien minuten werd ik geroepen en mocht ik tegenover dezelfde dame plaatsnemen. Zij had een stapel papieren voor zich liggen en keek mij streng aan: de test wees uit dat ik depressief, instabiel, nerveus, onzeker, geremd, wantrouwend en onverantwoordelijk was.
Ik schrok van de uitslag, maar hervond mij snel. In die tijd had ik last van faalangst en ik dronk weleens een biertje te veel, maar dit was te doorzichtig. Door de extreme uitslag was mijn vertrouwen in deze mensen helemaal weg. Na drie seconden bedenktijd zei ik tegen de vrouw: “This test says more about your organization than about my personality” , en ik verliet het pand. Pas later begreep ik dat ik was gestrikt door de scientology church die op deze manier probeerde zieltjes te winnen.
Gelukkig had ik als psychologiestudent aan de VU goed opgelet bij de colleges van professor Pieter Drenth. Van hem heb ik het belang geleerd van begrippen als validiteit en betrouwbaarheid. Ook wees hij op de kans van een schending van het vertrouwen, misinterpretatie en misbruik als niet-psychologen inzage krijgen in testgegevens, uitslagen, of antwoorden op vragen in vragenlijsten.
Toen ik jaren later in mijn praktijk als zelfstandig werkend BIG geregistreerde GZ-psycholoog zelf testen en vragenlijsten ging afnemen, heb ik deze wijze lessen ter harte genomen. De keuze van de vragenlijsten hing af van de hulpvraag van de cliënt. Ik legde ook steeds goed uit aan de cliënt wat het doel van de test was en welke conclusies getrokken konden worden.
Zorgverzekeraars en verplicht gestelde methodes
Intussen is er door de marktwerking in de zorg veel veranderd in de GGZ. De begrippen validiteit en betrouwbaarheid lijken aan een sterke inflatie onderhevig. Zorgverzekeraars zetten artsen onder druk om te werken met door hen verplicht gestelde methodes.
POH-GGZ‘s (Praktijkondersteuning Huisarts Geestelijke Gezondheidszorg) moeten GGZ-screeners afnemen. Dit zijn vragenlijsten die zijn ontwikkeld door een paar grote GGZ-instellingen. Ze zijn geconstrueerd om te bepalen of een client Basis-GGZ of Specialistische GGZ nodig heeft. Na veel kritiek vanuit het veld werden er meer “screeners” ontwikkeld, maar in de praktijk bleek dat deze ook niet valide zijn. Als het advies van de screener letterlijk werd gevolgd werden er zelfs meer cliënten met een ’stoornis’ naar de Gespecialiseerde GGZ verwezen!
Routine Outcome Monitoring Ook over de verplichting om ROM-vragenlijsten af te nemen bij alle cliënten, (een methode waarmee in de GGZ het effect van behandelingen wordt gemeten op basis van vragenlijsten), is een stevige polemiek gaande bij zorgverleners. Psychiater Menno Oosterhoff zegt daarover: ‘Kwaliteit meten vergt echt een andere aanpak.’
De vertrouwelijkheid en de betrouwbaarheid van de cliëntdata zijn discutabel, zeker als deze vragenlijsten telefonisch worden afgenomen door studenten in callcenters. Omdat de marktwerking in de GGZ flink heeft toegeslagen worden cliënt-data gebruikt om het marktaandeel van GGZ-aanbieders te beïnvloeden. Het gevaar op misbruik en misinterpretatie ligt op de loer en de privacy van de cliënten komt steeds meer in het geding. Zelfs minister Schippers heeft moeten erkennen dat er geen wettelijke basis is voor het centraal verzamelen van ROM-scores.
Vertrouwen in de GGZ
De vraag kan gesteld worden of de cliënt wel een goed onderscheid kan maken tussen de bedoeling van een GGZ-screener, een vragenlijst uit de testotheek van zijn zorgverlener, of een ROM-vragenlijst. Een moeder van een cliënt van een jeugd-GGZ-instelling schreef in een blog: ‘Ik ga door met de lijst, maar mijn irritatie is gewekt. En mijn vertrouwen in deze organisatie daalt.’ Volgens landelijke cijfers van het NIVEL is het vertrouwen van de GGZ-cliënt sinds 2010 fors gedaald.
In het onderzoek van het NIVEL wordt geen oorzaak aangegeven maar het moge duidelijk zijn dat vertrouwen ontstaat in de persoonlijke relatie tussen cliënt en psycholoog of psychiater. Het vertrouwen in de GGZ zal zeker niet toenemen als minister Schippers een reparatiewet laat maken om, zonder de toestemming van cliënten, data van ROM-vragenlijstjes centraal op te slaan en te delen met zorgverzekeraars.