Deze week is door de Taliban in Afghanistan een fatsoenswet in werking getreden die vrouwen verbiedt om in het openbaar te zingen en die hen verplicht hun hele lichaam te bedekken als er onbekende mannen in de nabijheid zijn. Er zijn in dit land al veel beperkingen aan vrouwen opgelegd. Zo mogen ze na het basisonderwijs niet naar een school voor voortgezet onderwijs, ze mogen niet zonder begeleiding van een mannelijk familielid het openbaar vervoer gebruiken of autorijden. Dit restrictief en discriminerend beleid leidt internationaal tot grote verontwaardiging. En terecht. Maar hoe is de situatie in landen met een minder extreem beleid ten aanzien van verschillen tussen groepen of sekse? Hoe zit het in zich liberaal noemende landen, zoals bijvoorbeeld Nederland?
In ons land voelde GroenLinks-PvdA kamerlid Esmah Lahlah zich tijdens het debat over de regeringsverklaring geroepen om een persoonlijke verklaring af te leggen naar aanleiding van de uitspraken van ministers Faber en Agema over hoofddoeken. Minister Faber van Asiel en Migratie had bij RTL gezegd dat ze niet van de hoofddoeken is, en vicepremier Agema zei dat ze het iedere vrouw het recht gunt om de hoofddoek af te doen en echt vrij te zijn. Lalah zei in een emotioneel betoog dat het dragen van een hoofddoek een eigen bewuste keuze is, en dat het geen symbool van onderdrukking. Blijkbaar wordt dit nog steeds door een aanzienlijk deel van de mensen zo gezien. Ook de reacties op het dragen van een hoofddoekje door Sifan Hassan bij het uitreiken van de gouden medaille op de Olympische Spelen zijn tekenend. Naast heel veel positieve reacties waren er ook zeer afwijzende reacties op de sociale media. Het uiten van bepaalde religieuze denkbeelden door uiterlijkheden, rites of gedrag blijft de gemoederen verhitten.
Zelf heb ik bewondering voor de manier waarop Lale Gül in haar boeken ‘Ik ga leven’ en ‘Ik ben vrij’ beschrijft welke prijs ze heeft moeten betalen om zich los te maken van de verstikkende regels en conventies die een religie, in dit geval een strenge vorm van de islam aan mensen oplegt. Haar familie en vroegere vrienden hebben haar verstoten en ze is meerdere malen bedreigd. Dat overkomt niet alleen mensen die zich afkeren van de islam. Ook in streng gereformeerde kringen of bij de Jehova’s getuigen worden zogeheten afvalligen uitgespuwd. Zo worden in deze kringen kinderen die homofiel zijn verstoten en niet langer als kind erkend.
Ik moet als man erkennen dat vrouwen vaker het slachtoffer zijn van discriminatie en ongelijke behandeling dan mannen. Dat geldt niet alleen voor religieuze normen en regels, maar ook in het bedrijfsleven met minder kansen en lagere beloning voor vrouwen, en ook in de brede samenleving, waar vrouwen vaker een ondergeschikte positie hebben dan mannen. Ik ben van mening dat het tijd is voor een brede maatschappelijke discussie over dit onderwerp. In de emancipatiebewegingen van de jaren zestig en zeventig hadden we de hoop dat de kloof tussen de seksen zou worden gedicht. Maar een halve eeuw later moeten we erkennen dat de kloof nog steeds bestaat, en dat die soms nog groter is geworden.
Ik zou willen dat er in de politiek meer discussie wordt gevoerd over hoe een gelijkwaardige samenleving voor mannen en vrouwen er uit zou moeten zien, en hoe we zo’n samenleving tot stand brengen. Vragen zoals: wat betekent godsdienstvrijheid als godsdienst enkel een keurslijf is voor de aanhangers ervan? Waarom accepteren velen vanuit hun cultuur of religie nog dat er een ongelijkwaardige relatie tussen man en vrouw bestaat? Hoe denken de verschillende politieke partijen over de relatie tussen man en vrouw? Ik hoop dat het tot een open gesprek kan komen tussen verschillende maatschappelijke en religieuze stromingen, denk aan liberalen, sociaaldemocraten, christendemocraten en vertegenwoordigers van verschillende godsdienstige stromingen, over hoe bepaalde conventies op dwingende wijze onze samenleving bepalen of verstoren. Kunnen we komen tot een open samenleving waarin iedereen in vrijheid en diversiteit mag opgroeien en leven?